Beste Lodewijk, geachte mijnheer Asscher,

Sta mij toe dat ik nog één keer een beroep u doe, dit ter gelegenheid van mijn trouwe lidmaatschap van bijna vijftig van onze de partij. Ik werd lid toen de roos nog in de vuist prikte. De laatst keer dat ik, via een column in De orkaan een beroep op u deed, was na de verkiezingsnederlaag van de PvdA ruim twee jaar geleden. Ik vroeg u toen in een open brief om deel te nemen aan de regering en de oogst die de PvdA had gezaaid, in te zetten voor ons onderwijs. U heeft mij toen niet geantwoord maar liet de voorzitter van de afdeling Zaanstad mij tot rede te brengen.

Nu het geld blijkbaar tegen de plinten klotst, kunt u mij ter gelegenheid van mijn aanstaande gouden jubileum een groot plezier doen. Wilt u alstublieft de onzalige afschaffing van de sociale werkplaatsen ongedaan maken? Ik bedank niet als lid, als het u na een oprechte poging niet lukt, want de Partij van de Arbeid blijft mijn partij en ik laat mij niet wegzetten door de vrije marktjongens.

De werkplaats in Zaanstad bood, net als elders in Nederland, levensvreugde aan mensen waarvoor wij socialisten dienen op te komen. De kosten van dit geluk waren nihil. Ik hoef geen speldje, geen erelidmaatschap of wat dan ook. Alleen een uitspraak van u, om aandacht te vragen voor wat in de troonrede noch in de jubelende reacties daarop werd genoemd: een werkplek, voor alle mensen die nu speelbal zijn geworden van de vrije markt, wier inkomen en toekomstperspectief is ontnomen, omdat ze met een handicap of een weeffoutje zijn geboren of behept.

Met de meeste hoogachting,

Anneke van Dok- van Weele