Ik zou het ook anders kunnen zeggen:

‘Dat De Orkaan 40.000 reacties heeft gehad, verheugde me ten zeerste, maar de lancering van Kort Zaans doet me een nog groter plezier, mits het geen eendagsvlieg is.’

 Kinderen zeggen ronduit dat ze blij zijn, maar volwassenen durven niet te spreken zonder mitsen en maren. Dat is jammer. En het is ook helemaal niet deftig, om ouderwetse woorden te gebruiken: zoals ofschoon, desalniettemin, of weliswaar.

De beroemde Duitse dichter Goethe schreef ooit: ik excuseer mij voor mijn lange brief, ik had geen tijd voor een korte. Hij gaf eerlijk toe dat je extra je best moet doen om kort en toch duidelijk te schrijven.

Een journalist leert dat je een bericht helder en bondig moet maken, zodat de lezer het meteen begrijpt. De kern van de boodschap zit al in de eerste zin. Daarna komen de details. Een romanschrijver doet er wel 250 pagina’s over voordat hij zijn plot verklapt. Wie het Zaans liefheeft, spreekt kort en krachtig. Wie graag een Duitse tekst leest, geniet van de lange zinnen.

Ik zie de start van Kort Zaans ook als een opdracht aan mezelf. Niet alleen voor mensen die moeite hebben met lezen, maar voor ieder die mijn columns volgt.

Poëzie is de kortste manier om veel te zeggen. Daarom vandaag een gedicht uit mijn eigen bundel.

Gaan we schaatsen?
vraag je als ik je veters strik.
Door een vreemde bril
kijken te grote ogen blij en bang.
Even samen in broze herinnering
aan de geur van vet, ijzer en
aan dampende adem in ijzige kou.
De das los, je broekspijp omhoog
Links een zwarte, rechts een bruine sok
Aan de voeten van mijn vader van weleer,
die zich ooit behulpzaam boog 
over oranje banden en taai hakkenleer. 

Anneke van Dok