Met veel belangstelling volg ik de vierdelige documentaireserie Van krot tot Vinex, gepresenteerd door de in Koog aan de Zaan geboren Mariëlle Tweebeeke. Het begrip krot kent iedereen, zij het uit zijn prille jeugd of, tegenwoordig, in spreekwoordelijk opzicht.

Vinex is de afkorting van De vierde nota op de ruimtelijke ordeningsextra, op grond waarvan de afgelopen tweeëntwintig jaar wijken zijn volgebouwd. De toevoeging ‘extra’ moest compenseren, dat er geen vijfde nota meer zou komen. Nederland was er klaar mee, want de markt deed immers zijn werk? Ik was het daar als politica mee oneens. 

Door Anneke van Dok

En nu is het mijn persoonlijke mening, dat we van dat ’laat maar waaien’ veel wrange vruchten plukken. De drie volgende afleveringen moeten uitwijzen, welke conclusies er uit de documentaire Van krot tot Vinex worden getrokken. De eerste aflevering maakte ons al duidelijk, dat de oplossing van de woningnood in de vorige eeuw niet tot stand kwam door een overheid die zich terugtrok en naar de markt bleef wijzen. Of zwichtte voor het haastwerk, waar wij later zoveel spijt van zullen krijgen. Integendeel, de Woningwet van 1901 was juist bedoeld om eind te maken aan de slordige krotbouw, waaraan de markt snel geld verdiende en waarin de arbeiders crepeerden. 

De stadsvernieuwing, waardoor Nederland aan het begin van de twintigste eeuw zo’n grote reputatie kreeg dat er gesproken werd van een zevende wereldwonder, kwam tot stand door een visionair en sociaal voelend bestuur. En dat bestond niet alleen uit wethouders en ministers van rooie signatuur. Minister mr. H. Goeman Borgesius, die voor de woningwet tekende, was op en top een liberaal.

Het duurde wel enige tijd voordat de visionaire plannen resultaat opleverden. Dat kwam door de stagnatie van de toelevering van bouwmateriaal. Toch kon de Zaanstreek er trots op zijn dat de allereerste woningwetwoningen (genoemd naar de woningwet van 1901) daar vrij snel van de grond kwamen. 

Ik sta open voor nieuwe, inventieve oplossingen voor de huidige woningnood. Maar die moeten wel gebaseerd zijn op een stevige bodem, met een doorwrochte visie van onze overheid voor de langere termijn. Waarin niet alleen wordt gefocust op noodwoningen (tijdelijk, goedkoop, verplaatsbaar, flexibel, en piepklein) maar ook op de risico’s van haastwerk; zoals het conflicteren met noodzakelijke land- en tuinbouw en de klimaatbeheersing. De noodzaak van een sociale structuur, onderwijsvoorzieningen, huisvesting voor stokouderen en andere aspecten die de locatie duurzaam en leefbaar maken. En veilig. Wie kon rond 1900 bedenken dat er ruim een eeuw later alleen piepkleine huisjes beschikbaar zouden zijn voor talloze woningzoekenden. Nog kleiner dan de woningwet van 1901 toestond en gelegen aan geitenpaadjes.

Boven: hofje aan Zuiderkerkstraat (Koog aan de Zaan), gebouwd in 1914; onder: dezelfde huizen in 2019.