Ik ben altijd nieuwsgierig hoe De Orkaan het Raadslid van de Week aanwijst, dat niet per se het beste hoeft te zijn. Het is lastig om criteria te noemen voor wat goed en fout is in de politieke leeuwenkuil.

Door Anneke van Dok

Zo kan het Raadslid van de (vorige) week, Eric Sellmeijer, al fietsend hoog scoren, wanneer hij zijn waarnemingen van de straat plukt en ze de raadzaal inbrengt. Aan zo’n man of vrouw is grote behoefte in een wereld, waarin een politicus zijn informatie van veertig vierkante centimeter afleest.

Geen gezicht: Kamerleden of raadsleden die naar hun schermpje staren, in plaats van te luisteren naar hun collega’s. Een voorzitter, die de bode opdracht geeft alle apparaatjes in te nemen, voordat de vergadering begint, heeft mijn sympathie.

Een goed raadslid beschikt over een onverbloemd taalgebruik. Volgens De Orkaan is Eric Sellmeijer daar een beetje te ver in doorgeschoten, maar Zaanstad heeft wel een kampioen in welsprekendheid voortgebracht. Marcus Bakker sprak altijd zijn moerstaal, schijnbaar uit het hoofd. Toch moest zijn betoog, vanwege de partijdiscipline, stevig zijn voorbereid.

Ik vind het merkwaardig, dat kinderen heel duidelijk over moeilijke onderwerpen kunnen praten, waar volwassenen vluchten in vakjargon. Tijdens een kindergemeenteraad, die ik altijd met veel plezier voorzat, hoorde ik een 10- jarige gewoon zeggen: ‘Ik vind het stom dat,’ en ‘Ik wil graag dat.’

Volwassen raadsleden vinden ‘Naar mijn bescheiden mening,’ of ‘Het is dringend gewenst’ blijkbaar deftiger of veiliger. Ergens op weg naar de volwassenheid hebben we onze tong verloren en er spraakmachine voor teruggeplaatst.

Ik vind het heel prettig als een raadslid uit het hoofd spreekt. Wanneer iedereen zijn mening van een briefje voorleest, krijgt het publiek een rij flatgebouwen gepresenteerd: identieke betogen zonder dwarsverbindingen, omdat het nu eenmaal zo op het papier staat. Spreken wordt dan oudroest, waar luisteren goud moet zijn.