Toen een hoosbui mij tijdens mijn wandeling overviel en ik mijn knalgele poncho aantrok, besefte ik opeens dat die een bijzondere betekenis had gekregen.

Waardevrij rond lopen in zo’n kledingstuk is er niet meer bij, zonder te worden aangezien als demonstrant.

Door Anneke van Dok

Mark Rutte beweerde in zijn wekelijkse televisiepraatje dat iedereen wel een geel vestje had. Daarmee maakte hij de symbolische betekenis ervan kleiner. Ach ja iedereen had wel iets om boos op te zijn. Mijn enorme poncho was echter geen afspiegeling van ongenoegen.

Ik ben een beetje boos, omdat mijn riante pensioen de stijging van mijn levenskosten niet bijhoudt, maar ik lijd er niet onder en het ongenoegen is te klein voor een geel vestje. Ik zou ook wel willen, dat alle Pollers en pollen werden verwijderd; zowel die onze voortgang door de stad beletten als die mij doen proesten en hoesten in het voorjaar, maar daar ga ik de straat niet voor op.

Terwijl het gele omhulsel mij lekker droog hield, dacht ik terug aan mijn eerste demonstratie, vanaf het Zaanlands Lyceum aan het Ruiterveer. We liepen met zijn allen door de Westzijde, via Simon de Wit, waar we (met zijn allen) een rol pepermunt kochten; op naar het stadhuis, naar wethouder Rinus Hille. Maar wat onze klacht of boodschap was ben ik vergeten. Wat ik me wel nog goed herinner was de afstraffing, die altijd op vrijdag plaats vond. De rector had alle schooltassen die we tijdens onze demonstratie op het schoolplein achterlieten, verzameld. Je kon je pukkel bij juffrouw Schaap, de administratrice, terughalen in ruil voor een strafmiddag.

Als ik vandaag zou demonstreren, dan was het niet voor mezelf maar voor mensen die tussen de wal en het schip raken. Die bij hun ouders moeten blijven inwonen omdat er geen huis voor ze beschikbaar is. Voor de mensen die werkloos zijn en worden vermalen in de raderen van de bureaucratie en voor de vluchtelingen die niet meer welkom zijn, omdat het hemd toch nader is dan de rok. Voor hen draag ik volgende keer mijn gele poncho.