De Nederlandse gemeenten willen het verbod op de verkoop van peulen opheffen, maar het Rijk aarzelt. Het peultje heeft namelijk een merkwaardige eigenschap. Wanneer je er eenmaal van hebt gegeten, wil je de groente graag alle weken op je bord.

Daarom werd bijna twintig jaar geleden een gulden middenweg gevonden: de groenteman mocht stiekem peultjes verkopen, op voorwaarde dat er maar één kist per dag werd aangevoerd.

Door Anneke van Dok

Aangezien elke volkstuinder dit gewas zonder enig probleem kon telen, ontstond er een levendige handel in het illegale circuit, maar toen de verbinding tussen volkstuin en groentewinkel met ijzeren vuist werd verbroken, begon de illegale teelt pas echt te tieren: op zolderkamers en in schuren.

En nu is het idee ontstaan om, bij wijze van experiment, tien telers aan te wijzen die het peultje mogen telen en leveren, zoveel als de klant er naar vraagt. Er is wel een probleem: alle groenteboeren moeten meedoen, het experiment mag vier jaar duren en geeft, ook bij succes, geen recht op voortzetting.

Er zijn gemeenten, groenteboeren en telers die zeggen: ‘Laat maar, we gaan gewoon door met gedogen.’ Er zijn ook gemeenten die wel mee willen doen, mits ze geen financiële en juridische risico’s lopen. Zaanstad is er één van.

Er zijn ook verstandige mensen, die zich afvragen of er niet op windmolens wordt gejaagd. Ze wijzen naar landen, waar het verbod op peultjes helemaal werd opgeheven. Omdat de peul inmiddels een politiek struikelblok is geworden, mag de laatste gedachte echter niet hardop worden uitgesproken. Daarom heb ik wiet vervangen door peul, en vraag ik iedereen in de Zaanstreek, en vooral de leden van het gemeentebestuur van Zaanstad: wie lust er nog peulen?

Zie ook het Orkaanbericht over Zaanstad dat ook mee wil doen aan het wiet-experiment.