Als ik mijn was in de wasautomaat stop en ik hem er na enige tijd weer schoon en gecentrifugeerd uit haal, denk ik vaak met weemoed terug aan mijn moeder. In de jaren ‘50 en ‘60 werd de was bij ons en bij de meeste mensen nog met de hand gedaan. 

De automatische wasmachines kwamen wel steeds meer op de markt, maar bij ons thuis werd die pas in 1970 aangeschaft. In de bijkeuken zette mijn moeder op zondagavond een grote wasketel met water op het gasfornuis en vulde de zeepklopper met een blok Sunlightzeep om een lekker sopje te maken. De was werd erbij gedaan als het water kookte ging het gas uit en kon het inweken beginnen. 

Als wij kinderen maandagmorgen naar school vertrokken begon mijn moeder aan de grote was. De wasmachine met de schoep waardoor de was heen en weer geslingerd werd, deed dan zijn werk. Daarna werd alles twee keer gespoeld en uiteindelijk door de wringer gehaald. Aan het einde van de dag hing de was door het hele huis te drogen en stond het haardhekje met alle sokken en ondergoed voor de kachel. 

Die wasketel echter, werd bij ons voor nog meer dingen gebruikt. Elke zaterdagmiddag werd hij met warm water gevuld voor de wekelijkse wasbeurt van ons gezin met zes kinderen. Moeder begon met de jongste spruit en als ik als een na oudste aan de beurt was, dompelde ik mij in het lauwe water waaruit het meeste zeepsop al was verdwenen… En dan natuurlijk nog de warme zomers, waarin we snel naar huis holden en mijn moeder de wasketel achter op kleine erf had neergezet en al met water gevuld had. Het zonnetje deed de rest. Heerlijk spetteren en elkaar met de tuinslang besproeien. 

De wasketel werd ten volle benut en toen hij uiteindelijk niet meer bruikbaar was hadden we inmiddels een volautomatische wasmachine, een douche die gemaakt was in een kast in de keuken en konden we zelf op de fiets naar het Katholieke zwembad in Wormer. 

Maar de ketel… die is zijn geld dubbel en dwars waard geweest!

De foto boven komt uit de beeldbank van het gemeentearchief van Zaanstad.