Zo stil in de straten van Krommenie. Alsof we plotseling zijn teruggeworpen in de jaren ’60.

Waarin ik als kind uit wandelen ging in de lentezon, begeleid door een koor van kwetterende vogels en met een krans van zelf geplukte madeliefjes in mijn haar.

Door Marieke van den Berg

Serene stilte. Geen vliegtuig te bekennen, geen achtergrondruis. Zelfs niet aan de randen van de dorpskern.

Zonovergoten Krommenie oogt als een dromerig boerendorpje uit lang vervlogen tijd. In mijn hoofd ontstaat een beeld van kletterende klompen op de dijk en melkbussen vol romig vers gemolken melk op het grindpad van de boer.

Maar hoe scherp wordt die bedrieglijke schijn doorboord, want ook ons mooie dorp scheert langs de randen van een rampscenario.

Waar we drie weken geleden nog gelukkig werden van een dagje shoppen, een avondje uit of op de kleinkinderen passen, nu zijn we collectief blij met een vliegtuig vol mondkapjes en ervaren we kippenvel bij een straatapplaus voor hen die met vereende krachten onze doodzieke medemens bijstaan.

Dat wat wij als vrijgevochten natie altijd vanzelfsprekend vonden, blijkt opeens van grote waarde: een huis om in te schuilen voor een onbekend gevaar, voldoende voedsel, familie en vrienden die aan ons denken, een bed om in te slapen en onze onrustige geest tot rust manen. Om dan de dag erop als personages in een surrealistische film, met afstand tot elkaar, door het plotseling zo bizarre leven te bewegen.

Maar… als ik naar buiten kijk zie ik dat de heldergele narcissen hun kop standvastig boven de grond proberen te houden, net als wij…

De magnoliaboom van mijn buurman, geworteld in vervuilde grond, toont ondanks alles zijn wonderschone witte bloesem en je hoopt dat wij zijn zoals die boom, geplant op een zieke aarde maar uiteindelijk overlevend.

Je kunt niet overal een les uit leren maar deze hier is overduidelijk. De zee is helder, de lucht is schoon, de koeien mogen weer naar buiten en de mensheid zit binnen. De wereld reset zichzelf.

Gisteravond verlichtte een ronde volle supermaan de Hemel en de Aarde.

Imposant en onwaarschijnlijk helder vertolkte het magische hemellichaam dat wat wij op dit moment voelen en ervaren maar waar we misschien geen woorden aan kunnen geven: “Moeder Aarde mogen we het alstublieft nog één keer goed maken met u?”

Als alle zelfbenoemde prinsen en prinsessen en alle Rupsjes Nooitgenoeg hun macht en overvloedige consumptiegedrag inruilen voor tevredenheid en omkijken naar elkaar, dan oogt de wereld misschien weer een beetje naar dat wat ooit de bedoeling was: de mens nederig en dienend aan de Aarde en de Aarde weer de Bron, de basis, de Moeder der planeten met daarop een plaats voor iedereen.

Als Noach in de ark wachten wij gelaten op de dag waarop de duif aan de horizon verschijnt met in zijn snavel een groene olijftak, waarmee de hoop bevestigd wordt dat in de toekomst alles weer heel zal zijn…