Vandaag exact een jaar geleden schreven wij over de ’tijdelijke verbreding‘ van de Wilhelminasluis in Zaandam. De verwachte tijd van een half jaar is nu al met een half jaar overschreden, daarom vonden we het tijd voor een vervolg. 

Per ongeluk, al speurend in het krantenarchief van ons gemeentearchief, stuitten wij op een pareltje. Het gaat om het verhaal van de Amsterdammer ‘J. M. de V’, die zich 114 jaar geleden–op zijn ANWB-lidmaatschapskaart- naar binnen blufte bij de feestelijkheden van de notabelen tijdens de opening van de Wilhelminasluis. 

Met liefde nemen we zijn kwajongensverhaal uit De Zaanlander van 31 oktober 1903, hier 1:1 over. Waar mogelijk hebben we passende beelden uit het archief toegevoegd.

De opening der Wilhelminasluis te Zaandam

Met z’n drieën Bondsbroeders zitten we Vrijdagavond op de kroeg achter een biertje te sputteren op ons zure leventje tegenwoordig.

Frits zegt, dat er morgen iets aan de hand moet zijn in Zaandam, maar hij weet niet wat; Duco beweert dat het de feestelijke opening van een nieuwe sluis is, en ik stel voor er eens heen te gaan, wat bij acclamatie wordt aangenomen.

Zoo stuiven we Zaterdagmorgen, 24 October, tegen 9 uur, ieder op onzen motor de Nassaukade af, maar -helaas, het ging ons als wijlen de zeven nikkertjes. Nauwelijks bij de Haarlemmerpoort, scheen het alsof er boven ook eene sluis geopend werd. Het hemelwater daalde in zóó hevige mate op ons neer, dat eraan voortgaan niet te denken viel.

We keerden dus om en brachten onze machines thuis, om halftien in “American” afsprekende.

Frits en ik waren present, maar Duco stuurde het meisje van zijn hospita (dus feitelijk de kat) met een briefje, dat hij geen lust had voor zo’n sluis zijn broekspijpen uit te wringen. Dus besloten we, maar samen met den trein te gaan, ieder in een waterproof en met een ouden hoed op; ik nog ten overvloede met een regenscherm en hij met zijn camera gewapend.

We pakten de tram naar ’t Centraal en kochten een kaartje, doch nauwelijks in onze coupe aangeland, zie ik hem eensklaps weer in den tunnel verdwijnen: hij had zijn camera beneden laten staan! Pas was hij weg of de locomotief floot en even daarna zag ik Frits op het perron ook staan fluiten …. Zoo werd ik van mijn tweeden en laatsten metgezel beroofd en arriveerde ik “helemaal alleen” in Zaandam.

Station Zaandam

Aan het station geen buitengewone drukte. Een dienstvaardige witkiel brengt mij op de hoogte en ik wandel de stad in. Van alle officiële en tal van particuliere gebouwen wappert de Vaderlandsche Driekleur, de Hoogendam is in feestdos en eenige op den Burcht geplaatste kermisvermakelijkheden, als draaimolens, koek-, paling- en poffertjeskramen, verhogen nog het feestelijk aanzien van ’t geheel.

Burcht

Een stroom van menschen beweegt zich om de sluis en op de brug, welke het Oostelijk deel der gemeente met het Westelijke verbindt. Alle balkons in den omtrek en zelfs de trans van den toren zijn door nieuwsgierigen bezet. Tot mijn groot genoegen zie ik het tussen de menigte weer van Bondsinsignes wemelen!

De rechteroever met de restauratiezaal van het daarachtergelegen café „De Beurs” is voor genodigden gereserveerd. Een paar malen worstel ik mij door de opeengepakte menschenmassa heen, doch zonder succes. Er was niet de geringste kans op een behoorlijk plaatsje. Maar — de nood maakt vindingrijk! Hoor, hoe ik mijn toestand verbeterde.

Cafe De Beurs (een paar jaar eerder)

Voor ons in-duigen-gevallen fietsplan had ik mij ’s morgens van mijn Bonds- paperassen voorzien. Ik begaf mij nu naar de luisterrijk versierde entrée van het gereserveerd terrein, waar twee Zaandamsche hellebaardiers een levend hek vormen tegen het opdringend publiek.

Ik wenk een der dienaren Hermandad’s- en verzoek hem, den inspecteur van dienst te roepen. Bij het verschijnen van deze autoriteit, hier blijkbaar het hoogste ressort, vertoon ik mijn lidmaatschaps- bewijs van den A. N. W. B., zeggende dat ik gaarne over de feestelijkheid in kwestie een stukje in „De Kampioen” wilde doen plaatsen, maar dat het mij onmogelijk was iets te onderscheiden te midden van het gedrang, waarom ik hem beleefd verzocht mij op het gereserveerd terrein te willen toelaten.

En ziet, de woorden A. N. W. B. en „Kampioen” hadden de gewenschte uitwerking! Na een kort consult week op een gebiedenden wenk van ’s mans geganteerde hand de menigte uiteen en mij werd een vorstelijken doortocht verleend!

Vanuit dit punt kon ik nu op mijn gemak het gehele terrein in oogenschouw nemen. We zullen ons de moeite besparen, hier in details te treden over den bouw en de inrichting der werken, waaraan de dagbladen reeds geheele kolommen wijdden.

Alles is keurig in orde. Reeds eenige genodigden bevinden zich op het terrein en er wordt druk gekiekt. De schutterij- muziek en de alomtegenwoordige kapel van den onsterfelijken Zaagmans wisselen elkander voortdurend af en de zaal van café “De Beurs” ziet er, zoals de correspondent van de “Telegraaf” terecht zegt, uit, alsof zij zoo aanstonds een bruidsstoet zal ontvangen.

Te halfelf doen zich plotseling de plechtige tonen van het Nederlandsche Volkslied horen. Daar komen ze, de officiële gasten met hunne dames. Naast de vroede Vaderen van verscheidene Zaanlandsche gemeenten bemerken we ook de vertegenwoordigers van het Kabinet, en van de Staten-Generaal, den Commissaris der Koningin Mr. G. van Tienhoven, het Dag. Bestuur der Provincie, Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap, hoofdambtenaren van den Rijks-Waterstaat en eindelijk de voornaamste Industriëlen en Groothandelaren, allen natuurlijk met hun zijden knalpotten op. Tusschen de statige houdingen en ernstige gelaatstrekken der hooge diplomaten en magistraten maken eenige blozende jonge dames-gezichtjes een allercharmantsten indruk.

Eenige speeches worden afgestoken en daarna gaan we over tot de bezichtiging der sluiswerken. Weldra zijn de autoriteiten weder op den beganen grond bijeen en geeft de heer Van Tienhoven op uitnodiging van Mr. Elias, burgemeester van Zaandam, bevel, de schuiven in de sluisdeuren te openen.

Het water stroomt in groote golven binnen, balken en stutten worden weggenomen en Zaagmans doet in een Sousa-marsch weer zijn uiterste best.

Ik ben nu zoo gelukkig onder de genoodigden enige kennissen aan te treffen, die er hunne verwondering over uitdrukken, mij te dezer plaatse te ontmoeten, maar mijn opheldering betreffende de qualiteit, waarin ik den gewijden grond had betreden, verwekte de algemene hilariteit en had ten gevolge, dat mij spoedig daarop een officiële kaart tot deelneming werd overhandigd.

In de feestzaal, waar overvloedig fijn gebak, sandwiches, koffie en champagne werden rondgediend, liet ik het mij aan niets ontbreken en vergat langzamerhand de doorgestane ellende van den morgen.

Tegen halftwee sloten we ons weder bij elkander aan en begaven ons gezamenlijk naar de „Zaandam I”, het eerste schip, ’t welk door de nieuwe sluis zou geschut worden . . .

De sluisdeuren zijn geopend, de brugkleppen gaan omhoog en de rijk met groen en bloemen versierde salonboot stoomt statig de sluis binnen, onder de tonen van het Wilhelmus en het gejuich der verzamelde menigte.

Nadat de gasten, waaronder ik mij toen ook mocht rekenen, allen hadden plaats genomen, werd de tocht in de richting Wormerveer voortgezet. Van de beide oevers klonk den opvarenden herhaaldelijk een hartelijk „hoera” tegen, somtijds door revolverschoten onderbroken, en dit, tezamen met het heerlyke weder en de vroolijke muziek, deed onder de deelnemers (waaronder we nu ook verscheidene leden van het schoone geslacht mochten opmerken) weldra een gezellige joviale stemming ontstaan, die er niet op verminderde, toen eerst thee, daarna port werd rondgediend en eindelijk de champagne weder bij stroomen vloeide.

Te Wormerveer, waar men zich eenigen tijd ophield, werd de salonboot met fanfares van het muziekcorps „Excelsior” begroet.

Onder vroolijk gezang en ik zou bijna zeggen ‘dans’, werd de terugtocht naar Zaandam aanvaard. Ongeveer te vijf uur bij het punt van uitgang teruggekeerd zijnde, gingen allen aan land en brachten een bezoek aan de expositie der prijzen voor de Zaanlandsche verloting in café ‘Neuf’.

Cafe Neuf (hoek Vinkenstraat/Westzijde)

Na ruim een uur toevens begaven we ons weder aan boord van de salonboot, welke nu naar Amsterdam stevende. Daar gearriveerd, werd het feest met een gemeenschappelijk keurig diner besloten.

Moge spoedig blijken, dat de sluis aan de haar gestelde verwachtingen beantwoordt, en dat zij een krachtigen stoot geeft tot meerdere ontwikkeling der Zaanlandsche industrie, welke reeds nu in het binnen- en buitenland met onderscheiding genoemd wordt.

Ik wil dit stukje besluiten met een enkel woord van hulde aan onzen onwaardeerbaren Bond, van wiens invloed hier een sterk bewijs is geleverd. Zijn naam toch was het, die mij met een eenvoudige lidmaatschapskaart als eenig paspoort in de gelegenheid stelde, aan de feestelijkheid deel te nemen op eene wijze, zooals duizenden der zich op de oevers verdringende nieuwsgierigen niet gegund was.
Frits en Duco zijn ten minste zoo nijdig als spinnekoppen.

M. de V. No. 1095.
Amsterdam, 26 Oct. 1903.
De Kampioen.

Oproep: wie is M. de V.?

Monique de Hair, archivaris van de ANWB zocht op lidmaatschapnummer 1095, maar dat hoorde toe aan de heer W.A. de Rijk uit Venlo:

“In de Kampioen van 1 november 1889 wordt zijn lidmaatschap vermeld. In de Kampioen wordt lidnummer 1095 weer genoemd nu het betreft het afgeven van een rijbewijs.”

Dat kan onze Amsterdamse partycrasher niet zijn. Mocht iemand aanwijzingen hebben over de identiteit van onze kampioen M. de V. uit Amsterdam, dan houden wij ons warm aanbevolen. We vinden hem namelijk best wel stoer.

Bron: archief ANWB. Lidnummer 1095. Helaas is dit niet onze man.

Hier vind je in het gemeentearchief nog veel meer foto’s van de opening van de Wilhelminasluis.