Dat Lassie125 jaar bestaat, zal de ware Zaankanter niet zijn ontgaan. Het gebouw in de wand van Wormer is getooid met een vlag en d’r is al een en ander over geschreven.

Er komt ook een boek, geschreven door Vibeke Kingma.

Wij smeekten haar om een tipje van de sluier op te lichten, en… met resultaat! Speciaal voor onze trouwe lezers – voor jou dus – mogen we een heel hoofdstuk voorpubliceren. Inclusief beeld!

Tot en met woensdag plaatsen we elke dag een korrel Lassie uit dit hoofdstuk. En donderdag ga je naar de lezing van Vibeke Kingma bij het Historisch Genootschap Wormer. Smullen!

Vandaag deel 1 van hoofdstuk 8 (Rijst naar de voorgrond)

De periode 1940 tot vandaag

Tijdens de Tweede Wereldoorlog  had de meeste Nederlandse industrie het moeilijk en dat gold ook voor Mercurius. Het personeel leed onder de oplopende tekorten aan voedsel, kleding en brandstof. Ondanks de problemen wist het bedrijf al snel na de oorlog weer op te starten. Er volgden succesvolle jaren, met de introductie van Klaar Havermout, Vluggort en natuurlijk Lassie Toverrijst. Vanaf de jaren zeventig kende het bedrijf een vrij turbulente periode waarin een aantal keren van eigenaar gewisseld werd. Sinds 2009 groeit het bedrijf weer onder eigenaar Ebro Foods.

De Tweede Wereldoorlog

De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in 1939 veranderde alles voor Mercurius. Duitsland was in september 1939 Polen binnengevallen, wat had geleid tot oorlogsverklaringen aan Duitsland van Groot Brittannië en Frankrijk. Hoewel Nederland nog vasthield aan zijn neutraliteit, verkeerde Europa wel in oorlogstoestand en dat had grote consequenties. Omdat Mercurius voedingsmiddelen verwerkte, kwam het volledig onder regeringscontrole. Vrije import was niet meer mogelijk, alles moest via de Nederlandsche Akkerbouw Centrale. De ambtelijke molens werkten stroef, maar het was uiteraard allemaal nog niks vergeleken met de situatie na mei 1940, toen Duitsland Nederland binnenviel.

Na een chaotische periode werd een nieuwe bureaucratie onder leiding van de Duitse bezetter opgebouwd. De Duitsers gaven de opdracht gelijksoortige industrieën in een organisatie of bedrijfsgroep onder te brengen. Omdat Mercurius de grootste gortpeller van Nederland was, nam zij het initiatief de Nederlandsche Gortpellers Centrale op te zetten, die op 12 september 1940 officieel werd opgericht. Leden waren NV Zwaardemaker, Koopman’s meelfabrieken, de Provinciale Vereniging van Groningse Gortpellers waarin 27 kleine pellerijen verenigd waren en Mercurius. Het voorzitterschap lag bij Mercurius, het secretariaat bij stoomgrutterij Buurma te Martenshoek.

In de naoorlogse jaren kwam de normale voedselproductie langzaam weer op gang, ook gort en havermout gingen van de bon, advertentie 1948 (Collectie famile Klomp)

Er werd hoofdzakelijk inlandse gerst verwerkt, omdat de import grote hinder ondervond van het oorlogsgeweld.  Vooral zomergerst bleek verrassend genoeg een prima grondstof voor gort te zijn. Mercurius bleek altijd uit te zijn gegaan van resultaten met inlandse gerst van 25 jaar eerder. Toen kookte de gort van inlandse gerst nog tot pap . Maar dankzij proeven van het Instituut voor Plantenveredeling te Wageningen, dat rassen van zomergerst en wintergerst met elkaar gekruist had, was het eiwitgehalte van Nederlandse zomergerst zo verhoogd, dat van stukkoken geen sprake meer was.

Ook de havermoutfabriek kon blijven draaien op inlandse haver. De Duitsers verboden het fabriceren van voerhavermout. Omdat fabrieken ook niet mochten sluiten en geen personeel mochten ontslaan, gingen twee fabrieken van de Vereeniging van Nederlandsche Havermoutfabrikanten, die uitsluitend voerhavermout produceerden, dan maar consumptiehavermout maken. De Nederlandse instanties wisten ook geen betere oplossing. Gelukkig was ook de vraag naar consumptiehavermout toegenomen, waarna het kwantum dat de fabrieken mochten leveren, werd verhoogd.

Uit de percentages die deze twee verenigingen bijhielden, blijkt hoe groot Mercurius was geworden. Het bedrijf produceerde 48,9% van alle gort die in Nederland verkocht mocht worden. Zwaardemaker produceerde 30%, maar dit bedrijf werkte intensief samen met Mercurius en was dus niet geheel onafhankelijk. De andere gortfabrikanten zaten daar ver onder. Bij de havermout produceerde Quaker Oats 43% van het quotum en Mercurius 39,3%. De andere havermoutfabrikanten waren daarmee vergeleken kleine spelers.

Nadat havermout in 1941 werd opgenomen in de voedseldistributie, mocht er zelfs nog meer geproduceerd worden. De fabriek draaide dan ook op volle kracht. Enige tijd werd er zelfs op zondag doorgewerkt, maar omdat de machines dan niet meer gereinigd konden worden en dat brandgevaar opleverde, hield men daar weer snel mee op. In november 1941 echter deelde de Meelcentrale mee dat de productie van havermout met een kwart moest worden ingekrompen wegens gebrek aan haver. Aan Mercurius en Koopmans werd meegedeeld dat zij uit sociale overwegingen geheel met de havermoutproductie moesten stoppen, omdat zij ook nog een gortfabriek hadden. Een grote slag voor Mercurius, die de havermoutfabriek stil moest zetten.

Omdat rijst niet in Nederland verbouwd werd, ging het met het rijstpellen snel achteruit. Rijstschepen konden Nederland niet meer bereiken. In het najaar van 1941 was Mercurius door zijn voorraden heen en moest de rijstpellerij worden stilgezet. Intussen begonnen de arbeiders van Mercurius ook de gevolgen van de oorlog te voelen. Het bedrijf betaalde mee aan een centrale gaarkeuken en verstrekte vitamines, brandhout en kledinggratificaties aan het personeel. In de loop van de oorlog zou het steeds moeilijker worden om te zorgen dat het personeel goed gevoed, gezond en goed gekleed bleef.

Schaatswedstrijden op de Zaan tijdens de strenge winter van 1947, met op de achtergrond de Mercurius fabriek (Collectie GAZ)

De gortfabriek draaide intussen een recordproductie. De fabriek werkte in 1942 op topcapaciteit om aan de vraag van de overheid te voldoen, men wist de productie op te voeren tot 700 ton per week. Uiteraard leden de machines en werktuigen wel erg onder deze verhoogde productie, maar het was onmogelijk reparaties uit te voeren vanwege het gebrek aan materialen. In maart 1943 mocht ook de havermoutfabriek weer in werking gesteld worden. Door de anderhalf jaar stilstand ging dat met horten en stoten. Een onverwacht gevolg van de oorlog was dat Meliorine kindermeel ineens heel goed verkocht werd, waarschijnlijk vanwege gebrek aan Molenaar’s kindermeel, dat immers van rijst gemaakt werd.

Distributie van hulpgoederen van het Zweedse Rode Kruis door personeel van Mercurius, 1945 (Collectie Lassie)

In 1944 drukte de oorlog steeds zwaarder. “Het vijfde oorlogsjaar ligt achter ons en nog altijd is onze vurigste wens niet in vervulling gegaan”. Schreef de directie in het jaarverslag. Eind 1944 moest dan eindelijk ook de gortfabriek tot stilstand worden gebracht, een lot dat bijna alle Zaanse industrie al eerder had getroffen. Alleen omdat gort zo belangrijk was voor de voedseldistributie, had Mercurius zo lang door kunnen werken. Kleinere oogsten, grote vervoersmoeilijkheden vanuit Zeeland en Noord-Brabant en verminderde toewijzing hadden voor die tijd al geleid tot een steeds kleinere productie. Wel was het bedrijf in 1944 nog begonnen met de productie van roggevlokken, omdat er nog rogge te krijgen was. Maar ook die voorraden waren eind 1944 op. De gortstenen liet men onderduiken om te voorkomen dat ze naar Duitsland zouden worden afgevoerd.

Morgen gaan we verder met deel 2… De jaren na de oorlog