Dat Lassie125 jaar bestaat, zal de ware Zaankanter niet zijn ontgaan. Het gebouw in de wand van Wormer is getooid met een vlag en d’r is al een en ander over geschreven.

Tot en met woensdag plaatsen we elke dag een voorpublicatie uit het boek ‘Lassie125 jaar rijst aan de Zaan’. Schrijfster Vibeke Kingma geeft, op uitnodiging van Het Historisch Genootschap Wormer, op donderdag (22 maart) een lezing, om 20:00 uur in de Stoomhal in Wormer.

Vandaag deel 3 van hoofdstuk 8 (Rijst naar de voorgrond)

De jaren vijftig tot de jaren zeventig

Vanaf de jaren vijftig lag de nadruk van het bedrijf minder op het doorvoeren van schaalvergroting en meer op het doen van onderzoek en verbeteringen op commercieel gebied. Men probeerde het in- en verkoop apparaat doelmatiger te laten werken door nieuwe producten aan te trekken, zodat de verkopers een groter pakket konden aanbieden bij de afnemers. Een grote aanwinst was daarbij Kellog’s cornflakes, die men eerst alleen distribueerde via de eigen verkopers, maar  vanwege de hoge invoerrechten bleek dat minder rendabel. Vanaf 1954 ook ging men de cornflakes en rice crispies daarom zelf produceren in opdracht van Kellog. De installatie daarvoor plaatste men in de oude rijstpellerij, aangezien men de rijst nog altijd in loondienst liet pellen door Bloemendaal en Laan. In dit jaar werd ook de merknaam Lassie bedacht voor de merkartikelen van Mercurius. Namen als Mercurius havermout en Mercurius gort verdwenen geleidelijk, de meeste voorverpakte producten werden vanaf nu uitgebracht onder de merknaam Lassie. Het ging om de consumentenproducten. Veevoeder verkocht men nog wel andere namen.

Een werkneemster vult pakken Kellogg’s cornflakes in de Kellogg’s fabriek die geïnstalleerd werd in de stilstaande rijstpellerij, jaren 60 (Collectie Lassie)

Ook administratie en kantoorwerk kregen een steeds groter aandeel.  Er werd een nieuw kantoor gebouwd naast de fabriek, want de administratie was niet meer te doen in de oude ruimte aan de overkant van de Zaan. In 1956 werd Klaar Havermout geïntroduceerd. Het kostte een kwartje voor een extra groot pak, genoeg voor 15 borden. Zoals voortaan bij ieder nieuw merkartikel zou gebeuren, werd de marketing intensief aangepakt. Het geeft een goed voorbeeld van de manier waarop men een nieuwe product in de markt zette. Er werden advertenties in dagbladen geplaatst voor de consumenten, advertenties in vakbladen om de levensmiddelenzaken attent te maken op het nieuwe product, 18.000 winkeliers werden rechtstreek benaderd en een bestelkaart toegestuurd en vertegenwoordigers gingen bij de winkels langs. In het warenhuis De Bijenkorf werd het product enkele weken gedemonstreerd.

De firma had enkele jaren veel last van de Suez crisis in het Midden-Oosten, die de grondstofprijzen opdreef. Eind jaren vijftig trad herstel in. De sectie merkartikelen bleef groeien, de verpakte havermout en de klaarhavermout deden het goed. Het laboratorium had in 1958 een nieuw rijstproduct ontwikkeld, voorgekookte rijst die in 8 minuten klaar was en een grote, droge korrel opleverde. De rijst werd als Lassie Toverrijst op de markt gebracht in 1959. De toverrijst werd voorgekookt op de Langewis kookmachine, een oude kookmachine voor havermout die men nog in bezit had, maar die prima dienst had gedaan voor de Klaar Havermout en nu ook goed bleek te werken voor de toverrijst. De introductie was een succes, maar men verwachtte dat het bedrijf steeds grote bedragen zou moeten blijven uitgeven aan reclame. Datzelfde euvel gold ook voor andere merkproducten, zoals die van Kellog’s. Men probeerde de belangstelling voor de merkartikelen levend te houden door allerlei spaaracties op te zetten, waarvan die voor Lassie poppen in Volendamse klederdracht de grootste bekendheid kreeg.

Een vroege verpakking van Lassie Toverrijst, jaren vijftig (Collectie Zaans Museum)

Begin jaren zestig kreeg de Nederlandse industrie last van de krappe arbeidsmarkt, die leidde tot personeelsschaarste. Het bedrijf probeerde dit op te lossen door processen in het bedrijf verder te automatiseren. Per 1 september 1962 werd de naam van de vennootschap veranderd in Koninklijke Lassie Fabrieken NV. Een belangrijk motief hiervoor was de toenemende bekendheid van het merk Lassie. In 1962 kwam ook de EEG tot stand. Een van de motieven voor de EEG was om het Europees handelsverkeer te vergemakkelijken, maar vooralsnog vroegen alle nieuwe bepalingen vooral heel veel aandacht. In 1963 begon men met de bouw van de nieuwe rijstfabriek voor Lassie toverrijst, die geopend zou worden in 1965. Een nieuwe ontwikkeling in deze periode was dat men een internationaal avontuur aanging. In Venezuela werd  in samenwerking met een Amerikaanse Maatschappij (Molinos Nacionales C.A.) een kleine havermoutfabriek met pakkerij gebouwd. De gedachte erachter was logisch; veel haver kwam uit deze regio en het was goedkoper om die meteen daar te verwerken, dan om de haver naar de andere kant van de wereld te vervoeren en daar importrechten over te betalen. Het was niet de eerste keer dat ze firma zich bemoeide met een onderneming in het buitenland; in 1951 had men een gortfabriek in Engeland, die tot 1958 bestaan heeft. Maar dat ging in samenwerking met zeer hechte Engelse contacten. Om een havermoutfabriek aan de andere kant van de wereld te bouwen, was een ander verhaal. Het bleek dan ook lastig om van deze fabriek een succes te maken, maar vanaf 1969 behaalde de fabriek een positief resultaat. Al drie jaar later moest de fabriek wegens aanhoudende slechte resultaten weer gesloten worden. Men bleef nieuwe producten introduceren; in 1965  rijst in kookbuiltjes, in 1966 Surinaamse rijst en instant havermout, in 1970 Flitsrijst. Ook werd een nieuw pakhuis voor merkartikelen gebouwd, pakhuis De Duif.

Felix pinda’s werden na de fusie met Van Nelle 9. geproduceerd in het voor­malige reinigingsgebouw van Lassie, 1966

Aan het eind van het jaar 1963 waren de aandelen van Koninklijke Lassie Fabrieken NV overgenomen door Erven Wed. J. van Nelle NV te Rotterdam. De directie was er blij mee,  omdat men hoopte in samenwerking met dit bedrijf tot een hogere rentabiliteit te kunnen komen. Vooral de marketing voor de merkproducten kostte zoveel, dat men hoopte door de verkoopafdeling samen te laten gaan met die Van Nelle de kosten daarvan te kunnen verminderen. Lassie werd langzamerhand steeds meer deel van Van Nelle. In de voormalige kantine en omkleedlokaal, die leeg stond, werd in 1966 de productie van Felix pinda’s gestart, ook een tak van het Van Nelle concern. In 1971 verhuisde de productie van de pinda’s naar Duitsland. Daarna kwam Lucullus in het pand, dat rijsttafelbenodigdheden (kroepoek e.d.) maakte. Ook Lucullus was een onderdeel van Van Nelle. In 1972 fuseerden de bedrijven geheel. De Lassie fabriek werd een productiefaciliteit van het Van Nelle concern.

Gisteren plaatsten wij deel 2. Morgen gaan we verder met het laatste deel… De jaren zeventig tot vandaag.