De nieuwe winkel was nog afgeladen met verhuisdozen toen Jeroen Mol kwam aanzetten met een mansgrote sousafoon die hij net had gekocht.

‘Niemand kijkt raar op als ik met iets bijzonders kom aanzetten. Veel last heeft het instrument niet veroorzaakt, want binnen een dag had ik het alweer verkocht. Hij wordt nu gerestaureerd en over een tijdje kan ik naar een uitvoering van een fanfare om hem te horen spelen.’

Door Jaap de Jong

Jeroen Mol is eigenaar van de vintagewinkel Lehmstrom die onlangs meer in het zicht is gekomen. Na jarenlang een bijna verborgen, maar succesvol bestaan te hebben geleid in een verbouwde loods aan de Noorderhoofdstraat in Krommenie, is de zaak verhuisd naar een echte winkel aan de Ruimtevaartlaan. Niet meer in het winkelgebied, maar desondanks zat de loop er meteen in. Het aantal bezoekers verdubbelde al snel.

‘Ook mensen uit de buurt komen graag langs voor een praatje en te kijken wat hier allemaal staat. De sociale functie van een buurtwinkel.’

Die belangstelling zegt iets over wat Jeroen heeft opgebouwd onder het motto:

‘Waarom spullen gratis naar de kringloop brengen? Lehmstrom koopt spullen die een tweede leven verdienen en waarmee we anderen blij kunnen maken.’

De manier waarop Jeroen zijn handel drijft, is anders dan de gangbare praktijk in vintagebranche.

Tweede burn-out
In zijn kantoortje dat even afgeladen is als de winkel zegt Jeroen: ‘Ik verkoop geen spullen. Ik verkoop herinneringen met emotionele waarde en die zijn kwetsbaarder dan spullen. Daar hou ik rekening mee Als ik zie dat mensen iets willen verkopen dat een grote emotionele waarde heeft dan adviseer ik om ervan af te zien. Ook als het voor mij mooie handel zou zijn. Ik heb een keer meegemaakt dat iemand enorme spijt had gekregen van een verkoop. Ik heb toen heel veel moeite moeten doen om het weer terug te kopen. Wat gelukt is. Ik vind het leuk als ik iemand zie vertrekken met iets waarmee hij zielsgelukkig is.
De aanleiding om een vintagewinkel te beginnen was een tweede burn-out die zich aandiende. Jeroen had een mooie, maar drukke baan als ICT-manager bij de publieke omroep. Hij overwon een eerste langdurige burn-out. Toen hij de tweede voelde aankomen, heeft hij de knoop doorgehakt. Hij moest nodig iets heel anders doen met zijn leven. Dat werd een vintagewinkel in zijn woonplaats Krommenie. In een paar dagen verbouwde hij een loods tot winkelruimte waar het avontuurlijk snuffelen was :

‘Ik had al wat spullen, want ik handelde er als liefhebberij al in vanuit een garage, wat ik was begonnen, voelde vanaf het begin al goed. En het is alleen maar leuker en leukers geworden. Mijn vorige baan kostte steeds meer energie. Van dit werk krijg ik energie. Alles wat ik nu doe, doe ik helemaal zelf. Het is wonderlijk dat ik eenenvijftig moest worden om te ontdekken waarvoor ik in de wieg was gelegd. Ik vind dit werk zo leuk dat ik een antiquairsopleiding waarvoor anderhalf jaar staat in vier maanden heb gedaan. Het is een echt bedrijf geworden, want ik heb een agenda moeten kopen. Maar ik ben wel anders dan de collega’s die spullen alleen maar bekijken op hun waarde en wat erop te verdienen valt. Ik moet er ook mijn brood mee verdienen, maar ik heb oog voor de historie en het verhaal en voor de emotionele kant. Als ik iets inneem dat bij verkoop veel meer opbrengt dan ik had gedacht, dan ga ik terug naar de verkoper en laat die delen in het resultaat.’

Koffer van Au Départ
De manier waarop Jeroen zijn vintagehandel drijft, kan niet los worden gezien van zijn belangstelling voor de historie. Hij laat een duit zien die een van zijn vaste contacten heeft opgegraven.

‘Die duit dateert uit 1788 en is afkomstig uit Utrecht. Ik kijk ernaar en bedenkt dan dat iemand met een steek op dit muntje in zijn handen heeft gehad.’

Hij laat een verzilverde doos zien die op een vernuftige wijze opzij openklapt.

‘Ik heb achterhaald dat het een onderdeel is van een speciale koffer, een grote kist voor op reis die gemaakt is door een bedrijf in Parijs dat toen even bekend was als Louis Vuitton. Het heette Au Départ, bij het vertrek, en bestaat niet meer. Weet je wat zo leuk is…?’

Jeroen zet zijn pc aan en toont de winkel in Parijs waar de koffer is gemaakt en een afbeelding van de oorspronkelijke koffer.
Van het gemeentearchief van Den Haag heeft hij certificaat gekregen voor het onderbrengen van een dagboek uit 1923 dat hij aantrof in een inboedel die hij in Zeeland had gekocht. Door de tekst te analyseren kon hij het document herleiden tot de schrijver en het tijdvak. Hij heeft het overgedragen aan het archief dat er gelukkig mee was. Hij heeft nu nog een dagboek en een schooldiploma uit 1920 in zijn bezit, waarvoor hij nog op zoek is naar de familie van de inmiddels overleden eigenaar.
Voor het aanbod in de winkel is Jeroen aangewezen op inboedels en wat mensen uit eigen beweging komen aanbieden. Hij bezoekt ook twee keer per jaar markten en brocanterieën in Frankrijk.

‘Het moet wel echt oud zijn. Ik moet niks hebben van producten die met een lik kalkverf een oude uitstraling hebben gekregen. Als ik in Nederland langs een boerderij rijd waar een oude tractor staat dan stop ik even. Dan vraag ik aan de boer of hij misschien nog leuke spulletjes heeft voor een leuke winkel in Krommenie. Nee, dat vinden mensen helemaal niet gek. Zo’n boer vindt het vaak leuk om wat te verdienen.’

De naam Lehmstrom
De naam Lehmstrom is natuurlijk niet zo maar gekozen. Daar zit een verhaal aan vast dat teruggaat naar de jonge jaren van Jeroen Mol toen hij in kibboets werkte. Daar sloot hij vriendschap met een stel Amerikaanse indianen.

‘Zij hadden moeite met het uitspreken van de naam Jeroen Mol. Dat lossen indianen heel handig op door de naam te vertalen naar aardse begrippen. Zo werd ik omgedoopt tot Jay River Clay. Geen goede naam om op een uithangbord te zetten. Daarom heb ik gekozen voor de Duitse variant: Lehmstrom.’

(Neen, dit was geen advertorail, het was pure nieuwsgierigheid, maarrrr… mocht je jezelf in de kijker willen spelen, dan kan je hier terecht).