Get Back: een driedelige documentaire op de streamingdienst Disney+ over het tot stand komen van de laatste langspeelplaat van The Beatles, ‘Let It Be’.

Ik zit gekluisterd aan de tv en zie en hoor The Beatles muziek maken, meligheid uithalen, gekke versies spelen van hun oude hits en ondertussen schitterende nieuwe nummers bedenken. Verslag van een Beatle-ervaring waarin ondertussen mijn eigen Beatle-geschiedenis weer tot leven komt.

Door Martin Rep

Januari 1969, de Twickenham Studio in Londen. Wat in de eerste plaats opvalt: iedereen rookt. Overal in de studio volle asbakken. John Lennon, George Harrison, Ringo Starr, de assistenten in de studio, de duvelstoejagers, iedereen steekt om de haverklap een peuk op, Paul McCartney zelfs dikke Havana’s.

Ik kijk naar de driedelige serie ‘Get Back’ op Disney+. Ik zie voor mijn ogen hoe Paul de muzikale leiding van de groep heeft overgenomen van John. Het interesseert John niet zo veel meer, alle initiatieven komen van Paul. Je ziet hoe hij een beetje zit te rammen op zijn gitaar en gaandeweg daar de melodie geboren wordt van het nummer ‘Get Back’. Zo ontstaat dus een nieuwe Beatles-song…

Ik zie hoe Yoko Ono, de grote liefde van John Lennon, zich helemaal in de inner circle heeft gewurmd en ondertussen in de krant zit te bladeren of haar post doorneemt. Ze zuigt alle energie weg. Natuurlijk weet ik hoe belangrijk ze is geweest voor John, hoe ze deze gebroken man weer heel heeft gemaakt. Maar op die sessies had ze niks te zoeken. We zien The Beatles onder leiding van John en Yoko langzaam maar zeker uiteenvallen.

Het einde…

Een maand eerder, december 1968, was voor mij al duidelijk geworden dat het einde van The Beatles op handen was. Op een koude zaterdagmiddag liep ik die maand met mijn vriend Rob Berghege nieuwsgierig binnen bij muziekhandel Koopman aan de Gedempte Gracht in Zaandam. Koopman — een kleine, formele man, altijd in een net pak — kende ons al, we kwamen vaak in zijn zaak om de bakken met singles of langspeelplaten door te snuffelen, op jacht naar nieuw materiaal of muziek die we gehoord hadden op Radio Luxemburg, ‘your station of the stars’ waar elke avond de meest opwindende muziek uit Engeland weerklonk.

We wilden nu bij Koopman luisteren naar de eerste solo-lp van onze held John Lennon. Niet echt solo, want hij had hem samen met zijn Japanse vriendin Yoko Ono gemaakt. Lennon zonder Paul, George en Ringo, dat zou wat wezen!

De winkel van de firma Koopman aan de Gedempte Gracht te Zaandam, begin jaren zeventig.

Rob en ik waren Beatles-fans van het eerste uur. Toen we op zondagavond 21 april 1963 tegen elf uur net zo lang aan Robs Philips-radiootje hadden zitten draaien tot we een redelijke ontvangst hadden van Radio Luxemburg, hoorden we opeens een song die onze aandacht trok. Een bandje zoals zovele, maar door het geluid van de zang en de gitaren klonk een snerpende mondharmonica heen. “Klinkt goed”, zei Rob, terwijl hij ritmisch meedeinde op de muziek. “Wie zijn het?”

‘The Beatles coming in on number six, with ‘From Me To You’,” deelde een minuutje later deejay Barry Alldis mee. De naam The Beatles kwam me bekend voor. Ik bladerde terug in de multomap waarin ik elke week de de Engelse Top-Twenty noteerde en inderdaad: ze hadden al eerder een nummer-éénhit gehad, Please Please Me.

Meneer Koopman, de Brian Epstein van Zaandam

De zaterdag daarna kocht Rob het singeltje voor 3,95 gulden. Vanaf dat moment waren we Beatle-fans. Later dat jaar kwam hun langspeelplaat ‘With The Beatles’ uit. We namen plaats in de muffe geluidscabine bij Koopman, waar je naar lp’s mocht luisteren. (Singels moest je beluisteren aan de balie, waar je plakkerige oortelefoons tegen je hoofd drukte.)

Voorzichtig liet ik de naald in de groef zakken. Ik voelde de rillingen over mijn rug gaan toen het eerste nummer, ‘It won’t be long’ uit de boxen knalde. Ik was meteen verkocht, en liet me zelfs niet afschrikken door het tweede nummer, een wat wij een ‘zeer slome’ vertolking vonden van ‘All I’ve got to do’. Alleen al de zwart-witte hoes, die de half belichte gezichten van de vier leden van band liet zien, was de achttien gulden die de plaat kostte meer dan waard. Het was mijn eerste rock-lp, en de derde in mijn verzameling, die tot dan had bestaan uit Harry Belafonte returns to Carnegie Hall en Je me souviens Edith Piaf.

Rob Berghege met Beatle-kapsel in imitatie-nappa jas à la George Harrison, 1964.

in de zomer van 1964 zoenden we met meisjes in de bioscoop bij het zien van de film ‘A Hard Day’s Night’. In zwartwit zagen we beelden uit het dagelijks leven van The Beatles, dat vooral bestond uit hard wegrennen voor hun fans. Een halfjaar later zette ik mijn fiets opnieuw tegen de winkelruit van Koopman; het sneeuwde die dag, ik moest heel voorzichtig naar huis fietsen om te voorkomen dat ik, met fiets en de lp ‘Beatles for Sale’ in mijn schooltas een smak zou maken. Kant 2 begon met iets wat ik nooit eerder had gehoord: een nummer dat opende met een fade-in. Van nul tot honderd in een paar seconden, ‘Eight Days a week’.

‘Yesterday’, wat een afknapper. Waren dit The Beatles?

De verwarring sloeg toe in augustus 1965, toen Tijd voor teenagers, het door Herman Stok gepresenteerde radioprogramma, een nummer uit hun nieuwe lp, ‘Help!’ liet horen: Yesterday. Wat een afknapper! Waren dit The Beatles? Was die crooner van dienst werkelijk Paul McCartney, of was een imitator van Frank Sinatra ingehuurd voor een practical joke? Een nummer zonder de drums van Ringo, de sologitaar van George, de slaggitaar van John? Wat deed dat strijkje daar, dat de plaats had ingenomen van onze helden? Voor het eerst zetten The Beatles een geweldige stap vooruit, wat het handelsmerk zou worden van al hun platen, terwijl wij in verwarring achterbleven. Rob en ik hadden er moeite mee. Gelukkig stonden tegenover dat suffe Yesterday ook echt goede rockers op de lp, zoals Dizzy Miss Lizzy en Ticket to ride.

Maar voortaan was het goed opletten bij elke nieuwe plaat van The Beatles. Zij gaven de rock ’n roll steeds een nieuw gezicht. De eerste keer dat je zo’n plaat op de radio hoorde, dacht je: ‘Huh? Die ga ik vast niet kopen, jammer dat het is afgelopen met The Beatles.’ Tot je na een paar keer luisteren naar Norwegian Wood, Drive My Car en Run For Your Life wist: die is de beste plaat ooit, ze hebben het weer geflikt.

En toen ging Brian Epstein dood. ‘Meneer Epstein’, zoals The Beatles hem beleefd noemden, was een soort meneer Koopman uit Liverpool. Toen een klant van zijn platenzaak hem in 1961 vroeg of hij geen platen had van de plaatselijke band The Beatles, besloot hij een kijkje te nemen in de morsige kelder waar ze optraden. Lang verhaal kort: hij ontdekte de band, bezorgde hun een platencontract en maakte hen wereldberoemd. Brian werd rijk, nog rijker dan The Beatles en de andere bandjes uit Liverpool die bij hem aanklopten bij elkaar. Hij werd ook zeer ongelukkig en stierf op 32-jarige leeftijd, zes jaar nadat hij zich over The Beatles had ontfermd.

Rob Berghege op slaggitaar voor de poster van de elpee ’The White Album’.

Daarna raakten The Beatles het spoor kwijt. Creatief stonden ze nog steeds aan de top, maar er was niemand meer die hen in het gareel hield. Een nieuwe manager wilden ze eigenlijk niet, maar zakelijk gezien waren ze onbenullen. Hun nieuwe lp’s barstten nog altijd van de creativiteit. Ze durfden het aan het advies van hun producer George Martin te negeren en een dubbel-lp uit te brengen, The White Album, met foto’s, een uitneembare poster en alle songteksten. Ik koester die plaat (serienummer 0128217) nog altijd. Het was de eerste ‘dubbelaar’ in de pophistorie. Maar op plaat 2 kant 1 liep ik altijd naar de pick-up om de track Revolution # 9, een nummer van John, over te slaan. Een chaos van geluiden, volgens Wikipedia.

‘Two Virgins’, een chaos van geluiden

Dat was precies wat Rob en ik hoorden op die dag in december 1968: een chaos van geluiden. Op de hoes stonden John en Yoko in hun nakie. Er zat een plastic stickertje op als vervanger van het vijgenblad ter hoogte van hun kruis. Als je dat eraf trok, zag je dat Yoko daar een flink pak haar had zitten, John liet zonder schaamte zien dat hij niet al te groot geschapen was. Maar de muziek, daar ging het om.

John, ons rockidool, die zwoer bij de muziek van Chuck Berry en Elvis Presley, die de popmuziek een nieuwe richting had gewezen, wat zou die maken van zijn eerste soloproject, samen met die vreemde Japanse kunstenares Yoko Ono, vooral bekend van haar film Billen?

Onze liefde voor John Lennon kreeg een flinke knauw. We hoorden oerkreten en piepende en knarsende deuren en ik weet niet wat. Na vijf minuten liepen we de geluidscabine weer uit.

Meneer Koopman nam de lp glimlachend weer in ontvangst. “Toch maar niet”, zeiden we. Meneer Koopman dacht het al.

Even later stonden we weer buiten in de kou. Eén ding wisten we zeker: het einde van The Beatles was nabij.

Het einde van deel 1 van de Beatles-documentaire op Disney+ is een cliffhanger, nadat er lange tijd weinig is gebeurd en het af en toe lijkt alsof je naar een aflevering van Big Brother zit te kijken. Opeens gooit George de beuk erin. George, die zich al jaren niet serieus genomen voelt door John en Paul, de jongste van de band ook nog, heeft al dagen met een lang gezicht rondgelopen bij de sessies. Hij volgt zonder geestdrift de aanwijzingen van Paul op — ‘ik doe alles wat je wilt’, zegt hij met duidelijk chagrijn. Op dat moment is hij al lang begonnen zich te ontwikkelen als fenomenaal singer-songwriter, waar hij onvoldoende waardering voor krijgt.

Ik stop met de band, zegt hij, en dan loopt hij weg uit de Twickenham Studio, de anderen in verwarring achterlatend. De laatste beelden bestaan uit opnamen van het enorme landhuis van Ringo Starr, waar vergeefs wordt geprobeerd George terug te krijgen.

Bij de aftiteling horen we George’ tragische song Isn’t it a pity:

Now, isn’t it a shame
How we break each other’s hearts And cause each other pain
How we take each other’s love
Without thinking anymore
Forgetting to give back
Isn’t it a pity.