De schedel ingeslagen. Gewurgd met een sjaal. Een schaar in het hart. Bijna op de kop af vijftig jaar geleden vond een van de gruwelijkste moorden uit de naoorlogse Zaanse geschiedenis plaats.

De 54-jarige Duitser Karel Ernst D’Alquen werd dood aangetroffen in de woning van vrienden. Reconstructie van een zaak, die eindigde met een kapitale blunder van de politie.

Door Martin Rep

Mr. H. Lagerwaard kende ik als de bebrilde magistraat die bijna wekelijks namens het Openbaar Ministerie opdraafde in het gebouw van het kantongerecht aan de Czaar Peterstraat in Zaandam. Hij vroeg boetes tegen een eindeloze stoet Zaanse wetsovertreders: bromfietsers die te hard door Wormerveer hadden gereden en waren betrapt door agent Keep met zijn kijker, of automobilisten die hadden ingehaald op weggedeelten waar dat niet was toegestaan. Tegen mij had hij ooit een tientje boete gevorderd omdat er geen goede bel op mijn Puch zat.

En nu, vrijdagochtend 24 oktober 1969, stond deze substituut-officier van justitie in een woning aan de Rosmolenstraat in Zaandam, de dag nadat daar een gruwelijke moord was gepleegd. Henk Lagerwaard, 47 jaar oud, was namens het parket te Haarlem aanwezig om de plaats delict in ogenschouw te nemen van een misdrijf dat, vijftig jaar later, nog altijd een van meest intrigerende uit de naoorlogse Zaanse criminele historie is.

De moord op de 54-jarige homoseksuele Duitser Karl Ernst d’Alquen uit Hemer bij Iserlohn, een stad in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, was destijds groot nieuws. Niet alleen de Zaanse kranten De Zaanlander (waar ik werkte) en De Typhoon, maar ook de landelijke kranten besteedden er ruim aandacht aan.

Commissaris Prakken

Ik had er trouwens helaas weinig bemoeienis mee. Mijn werkplek was op de streekredactie, gevestigd in het pand van de Zaanlandse Stoomdrukkerij aan de Stationsstraat in Koog aan de Zaan. Met enige jaloezie keek ik naar de Zaandamse stadsredactie, die kantoor hield aan de Gedempte Gracht. Daar werkten stadsverslaggevers Han de Jong en Fred Voorbergen, die de persconferenties mochten bezoeken waar politiecommissaris A.B.J. Prakken en hoofdinspecteur B. Kuipers de toegestroomde pers op de hoogte hielden van de stand van zaken. Nieuwsjagers en fotografen uit het hele land struinden de Rosmolenstraat af, op zoek naar getuigen die, liefst uit de eerste en anders maar uit de tweede hand, konden vertellen wat ze hadden gehoord en gezien.

Getuigen waren er genoeg. Buurtbewoners, taxichauffeurs, werknemers van Van Gend en Loos, cafébezoekers, horeca-uitbaters en treinpersoneel – tientallen mensen hadden het slachtoffer en zijn vermoedelijke moordenaar gezien. Terughoudend in hun verhalen waren ze bepaald niet. “Ik mag niets zeggen van de politie”, zei mevrouw Ros, bij wie in huis de moord was gepleegd, tegen De Typhoon. Om vervolgens leeg te lopen:

“Maar ’t is verschrikkelijk, meneer. Ik ben d’r helemaal kapot van. We waren weggegaan, we hadden een fijne avond gehad en dan kom je thuis… Verschrikkelijk. M’n man is er overspannen van. Hij heeft pillen van de dokter gehad.”

Fotograaf Derk Peeters van De Typhoon mocht zelfs haar huis in en fotografeerde de plaats delict, inclusief alle rotzooi die nog onaangeroerd in de woonkamer lag.

Voorpagina van de Typhoon, daags na de moord.

Amsterdam

Mevrouw Ros en haar man hadden het slachtoffer achttien jaar eerder leren kennen tijdens een vakantie in Duitsland. De krantenarchieven uit die tijd maken me niet veel duidelijk over de aard van hun vriendschap. D’Alquen kwam sindsdien elk jaar wel een paar keer naar Zaandam. Volgens een buurvrouw ging hij vaak naar het strand, “daar houden Duitsers van.” Dit keer, zo wist ze te vertellen, was hij gekomen in verband met de verjaardag van mevrouw Ros.

D’Alquen kwam echter niet alleen voor het strand of voor de verjaardag van mevrouw Ros naar Holland. Eind jaren zestig was al bij homo’s in binnen- en buitenland bekend dat er in Amsterdam bars waren waar zij elkaar konden ontmoeten. Het lijkt waarschijnlijk dat D’Alquen tijdens een bezoek aan een dergelijke gelegenheid, vermoedelijk aan de Martelaarsgracht, zijn moordenaar, een Duitser van voor in de twintig, heeft leren kennen.

Wel staat vast dat hij en zijn nieuwe vriend al vroeg in de avond de trein naar Zaandam hebben genomen. Misschien hoopte D’Alquen op een erotisch avontuur, want hij wist dat het echtpaar Ros die avond niet thuis was. Mevrouw was met ‘een vrouwelijk familielid’ aan het stappen in Amsterdam, haar man was naar een kaartavondje.

Café De Bijenkorf

Om halfnegen kwam de twee Duitsers het station van Zaandam uitgewandeld. D’Alquen, een korte man (1.67 m lang), liep met een wandelstok; sinds een verkeersongeluk in zijn geboorteland was hij mank. Zijn metgezel, een ‘zuidelijk type’ met zwart golvend haar, was een stuk langer, 1.85 m ongeveer. Een taxi bracht hen naar café De Bijenkorf aan de Gedempte Gracht. D’Alquen was volgens de taxichauffeur tamelijk aangeschoten. Hij zong Duitse liedjes en zwaaide met zijn stok.

Na De Bijenkorf gingen de twee naar de Citybar, ook aan de Gedempte Gracht. Cafébezoekers hoorden D’Alquen daar een toast uitbrengen op zijn metgezel, ‘mijn vriend Johnny uit Iserlohn’. Toeval? Iserlohn was de geboorteplaats van de oudere Duitser.

De City Bar aan de Ged. Gracht in de jaren vijftig (het derde pand van links). D’Alquen bracht er een toast uit op zijn metgezel, ‘mijn vriend Johnny uit Iserlohn’.

Vanuit de Citybar werd opnieuw een taxi besteld, nu naar café Zaanzicht, bij Zaankanters bekend en berucht als de plaats waar zij moesten opkomen voor hun rijexamen. D’Alquen was een bekende verschijning in Zaanzicht, dat maar een paar honderd meter is verwijderd van de woning van zijn gastgezin aan de Rosmolenstraat. Hij nuttigde er graag een kopje koffie en een bal gehakt. Dit keer dronk hij er twee pilsjes, zijn jonge vriend hield het op één, terwijl die bij de jukebox een paar platen draaide. D’Alquen betaalde, net als hij in de vorige cafés en vermoedelijk ook in de taxi’s had gedaan. Hij gaf een flinke fooi.

Auf wiedersehen

Om halfelf vertrokken ze. Dit keer bestelden ze geen taxi. Het was immers minder dan vijf minuten lopen naar de woning van de familie Ros. Zelfs voor een dronkenman die een wandelstok nodig had, was dat te doen. Bij het vertrek uit het café maakte D’Alquen een paar danspasjes en zong hij ‘Auf wiedersehen’. Van een ‘wiedersehen’ is het nooit gekomen. Het was de laatste keer dat hij levend werd gezien.

Het was wel vaker rumoerig in het huis van de familie Ros, bijvoorbeeld als er een feestje werd gegeven. De bovenburen, die al in bed lagen, keken dan ook niet vreemd op toen er ’s avonds om elf uur flink wat herrie (‘stampen en gebonk’) doordrong uit de woning beneden hen. De huizen in dit deel van de straat – ze zijn al lang gesloopt, er zijn nieuwe voor in de plaats gekomen – bestonden uit een beneden- en een bovenwoning. Maar het was dit keer geen feestje wat er beneden aan de hand was, en het was ook geen hardhandige seks.

Toen de familie Ros thuiskwam – wie het eerst de huissleutel omdraaide, meneer of mevrouw Ros, word ik niet gewaar uit de krantenverslagen – troffen zij een afschuwelijk tafereel aan. Hun gast lag in een grote plas bloed in de woonkamer, zijn benen staken in de gang. De grond was bezaaid met bloemen, afkomstig uit een vaas, of vazen, zo te zien stukgeslagen op het hoofd van D’Alquen. Uit onderzoek van anatoom-patholoog M. Voortman zou blijken dat niet alleen de schedel van de arme man was ingeslagen, maar dat hij ook met een schaar in het hart was gestoken en met een sjaal van meneer Ros was gewurgd.

De gealarmeerde politie vond twee belangrijke ‘stille getuigen’: een gave vingerafdruk en, op het vaste tapijt naast het stoffelijk overschot, een schoenafdruk. Uit de woning waren verdwenen een radiotoestel, een elektrisch oplaadbare zaklantaarn en een wekker, evenals het horloge, een aansteker en de donkerbruine tas van D’Alquen. De moordenaar had een plastic spaarvarken met geld meegenomen, maar een ander spaarvarken, een busje met geld en een portemonnee had hij over het hoofd gezien. Het spaarvarken werd naderhand, mèt inhoud, in de buurt teruggevonden.

Speurhond

Verderop in de omgeving vond een speurhond van de politie al snel de gestolen radio, afgedekt met een skaileren jasje, mogelijk van de dader. Dat was knap werk van de hond, die vervolgens wel zijn baasjes op het verkeerde been zette. Het dier kon het spoor van de vermoedelijke moordenaar namelijk volgen tot de ventweg van de Heijermansstraat, die deel uitmaakte van de uitvalsweg naar de hoofdstad, en bleef daar jankend stilstaan.

“Wij waren er daardoor stellig van overtuigd dat de moordenaar naar Amsterdam was gelift”, zei hoofdinspecteur Kuipers naderhand schaapachtig tegen de pers, toen eenmaal duidelijk was geworden dat op het moment dat de politie deze gigantische taxatiefout maakte, D’Alquens moordenaar nog het bloed van zijn handen en kleren stond te wassen bij het station van Zaandam, hemelsbreed anderhalve kilometer verderop. Terwijl de politie onderzoek deed in en om de Rosmolenstraat, zou ‘Johnny’ nog uren bij het station rondhangen, wachtend op de eerste trein naar Amsterdam. Geen politieman die op het idee kwam een kijkje te nemen bij het station, waar slachtoffer en zijn moordenaar de vorige avond Zaandam waren binnengekomen.

Zou crime fighter Henk Lagerwaard over de blunder zijn uitgevaren tegen de leiding van het Zaandamse politiekorps? De jacht op de dader, die binnen handbereik was geweest, was nu opeens veranderd in het zoeken naar een speld in een hooiberg. In Amsterdam werden een stuk of twaalf jonge Duitsers gearresteerd die leken te voldoen aan het signalement van de dader, maar toch allen onschuldig bleken. De politie verspreidde een circulaire in een oplage van 1500 exemplaren met informatie over de moord, over het slachtoffer en met het signalement van de vermoedelijke moordenaar. Er kwamen veel tips binnen, maar de gouden tip was daar niet bij. Het Duitse tv-programma ‘XY Ungelöst’ wijdde een klein halfjaar na de moord, in maart 1970, een uitzending aan de Zaanse zaak. Er kwamen meer dan honderd tips binnen, waaronder wat genoemd werd een ‘heet spoor’. Maar geen daarvan leidde tot de aanhouding van de vermeende ‘Johnny’.

Van Gend en Loos-werknemer Dignum laat de ruimte zien waar hij de vermoedelijke moordenaar slapend aantrof. Foto copyright © Derk Peeters/De Typhoon

Van Gend en Loos

De laatste trein naar Amsterdam was al vertrokken toen in de nacht van 23 op 24 oktober werknemers van transportbedrijf Van Gend en Loos iemand zagen rondscharrelen in het transformatorhok bij de loodsen naast het station Zaandam. Een van hen, een zekere Dignum, stuurde hem daar weg. Een tijdje later zag hij hem soezen in het rangeerlokaal van het station. Rangeerders, die dachten te maken te hebben met een cafébezoeker die de laatste trein had gemist, veronderstelden dat het bloed op zijn voorhoofd, op zijn handen en op zijn kleding, het gevolg was van een vechtpartij in een kroeg. De Typhoon uit die tijd:

“Ze lieten hem in het rangeerlokaal handen en gezicht wassen. De jongeman dronk later met de rangeerders koffie. Hij stond beleefd zijn stoel af toen iemand de ruimte binnenkwam. Hij stapte vrijdagmorgen in de eerste trein die richting Amsterdam vertrok.”

De conducteur van die trein was de laatste die ‘Johnny’ zag.

De loodsen van Van Gend bij Loos bij het oude station van Zaandam. Foto Gemeentearchief Zaanstad

Een halve eeuw na de gruwelijke ontdekking in de Rosmolenstraat is de moordenaar van Karl Ernst D’Alquen nog altijd spoorloos. Het is niet waarschijnlijk dat nabestaanden zich daarom bekommeren: zijn familie zag ervan af het lichaam van de ongetrouwde man terug te halen om het in Duitsland ter aarde te laten bestellen. Er waren wel enkele familieleden aanwezig op de begrafenis, dinsdag 28 oktober 1969, op de algemene begraafplaats van Zaandam.

Officier van justitie Henk Lagerwaard werd in 1980 benoemd tot procureur-generaal bij het gerechtshof in Amsterdam. In 1986 ging hij met vut. Hij overleed in 2005 op 83-jarige leeftijd.

Van die boete van een tientje die hij tegen mij eiste vanwege het ontbreken van een deugdelijke bel op mijn brommer, haalde kantonrechter mr. Van Houten trouwens vijf gulden af. Precies het bedrag dat stond vermeld op de kassabon die ik hem liet zien voor de aanschaf van een dingdongbel.