Hij is 94 geworden, ik ben inmiddels 72. Dan is het toch een beetje schrale oogst als ik, aan het einde van het lange, lange leven van ‘de laatste Franse chansonnier’ moet constateren dat ik hem maar één keer heb meegemaakt.

Door Martin Rep

Het is ook niet helemaal waar. Charles Aznavour kende ik al uit de tijd van dat ik puber was en in de derde klas van het Zaanlands Lyceum heftig, of half – bij pubers weet je dat nooit helemaal zeker – verliefd was op het mooiste meisje van de klas. We maakten samen huiswerk. Zij fietste daarvoor van Krommenie naar Zaandam, en ik van Zaandam naar Krommenie, dus we hadden er wel wat voor over om elkaar de Franse onregelmatige werkwoorden te overhoren. Patty Visser vond Frans de allermooiste taal van de wereld en ik dus ook.

Als we klaar waren met ons huiswerk, of even pauzeerden, legden we Franse plaatjes op de pickup. Ik vond de yeh-yeh-rock van Johnny Hallyday wel aardig. Voor Patty kon dat er maar net mee door, en ze kon aardig twisten op Elle est terrible, schuifelen op Retiens la nuit of weer iets anders op Pour moi la vie va commencer.

George Brassens was ook mooi, maar vonden we toch een beetje intellectueel en zelfs een beetje saai (‘Pauvre Martin’ vond zij wel leuk, terwijl ze mij uitdagend aankeek) en Jacques Brel – tja, Jacques Brel was wel heel erg extravert.

Tu t’laisses aller

Het echte chanson, daar waren we het zonder meer over eens, kwam van Charles Aznavour. Met als hoogtepunt de haat, de spijt, het verlangen dat klonk uit Tu t’laisses aller, je laat je gaan:

Wat is het grappig om naar je te kijken
Je bent daar, je zit te wachten, je maakt je op
En ik heb zin de draak met je te steken.
De alcohol is me naar het hoofd gestegen,
Al die alcohol die ik vanavond naar binnen heb gewerkt
Om eindelijk moed te verzamelen
Om je te bekennen dat ik het gehad heb met jouw,
Met jou en al je geklets
Van je lijf dat mij kalm houdt
En al mijn hoop wegneemt.

Die laatste zin, die er zo verbeten uitkwam in het Frans, ‘qui m’enlève tout espoir’, als in het Nederlands nooit zou kunnen, bezorgde ons de rillingen over de rug. Het lied was van een triestheid, haat en een felheid, gericht tegen de burgerlijke moraal en de saaiheid van het huwelijk, dat we er alles – terecht of niet terecht – in herkenden van onze ouders. Aznavour zong over het leven zelf, nee, hij zong over ons.

Soms zou ik je willen wurgen
God, wat ben je in vijf jaar veranderd
Je laat je gaan, je laat je gaan…

Natuurlijk had hij andere hits, we voelden zijn vibrato als we hem op tv zagen, met die waanzinnige dikke wenkbrauwen, de rook van zijn sigaret om zich heen kringelend. Je n’ai rien oublié, Une enfant de seize ans, La mamma – we voelden ons Franser dan welke Fransman dan ook als we ernaar luisterden en we staken er het liefst een Gauloise bij op.

Concertgebouw

Jaren later. Patty was al lang uit het zicht verdwenen en er was een echte liefde in mijn leven gekomen. Van Dicky wist ik dat wel heel erg zeker, al had zij niet zo veel met Franse chansons. Ik was Johnny Hallyday en Aznavour ook al min of meer vergeten, ik had ze ingeruild voor The Beatles, The Rolling Stones, the Pretty Things,The Zombies en The Hollies. Tot ik opeens, in het najaar van 1982, werd herinnerd aan Charles Aznavour toen ik las dat hij zou optreden in het Concertgebouw in Amsterdam. Ik vroeg Dicky niets, besloot haar te verrassen en kwam thuis met twee kaartjes.

Het werd een heel ander optreden dan ik me had voorgesteld. Aznavour, de held van mijn jeugd, 58 jaar inmiddels, kwam het podium op. Ik verwachtte een barkruk, waarop hij zou plaatsnemen, een brandende sigaret in de hand en een eenzame piano op de achtergrond. Hij zou de ruimte vullen met weemoed en melancholie.

Maar dat was Aznavour niet van plan. Hij had een band bij zich waar de Franse yéh-yéh van Johnny Hallyday nog wat van kon leren. En vanaf seconde nul ging die band er volop in.

Het ergste was: dit was ook geen Bob Dylan die voor ‘Judas’ werd uitgescholden toen hij van folkmuziek overschakelde op elektrisch versterkte keiharde rock. Dit was gewoon iemand die zijn mooiste werk aan het verkrachten was, met een muur van vervormde klereherrie, waar zijn stem nauwelijks bovenuit kwam. Stond er het goedkoopste merk boxen in het Concertgebouw? Hadden de geluidsmensen zich vergist? Afgezien van een enkel chanson waarop wij de Aznavour hoorden zoals we hem hadden willen horen, was het concert een diepe teleurstelling.

Charles Aznavour was en blijft voor mij de grootste van alle Franse chansonniers. Maar het heeft een tijd geduurd voordat ik de ellende van dit concert vergeten was.


Lees hier alles wat Martin Rep ooit op De Orkaan schreef.