Het Zaanse Luilakfeest is zo goed als uitgestorven. Tijdens de komende Luilaknacht mag nog maar op vijf plaatsen in Zaanstad een fik worden gestookt.

Nog éénmaal maak ik in gedachten een ronde door Zaandam tijdens Luilak. Het is de nacht van vrijdag 8 op zaterdag 9 juni 1962, de eerste Luilak zonder het korrierijden.

Door Martin Rep

Korrierijden interesseerde ons niet zo. Fikkie stoken, daar ging het om met Luilak. Mijn vriend Rob en ik waren er niet eens van op de hoogte dat de gemeente Zaandam na de ongeregeldheden van ’t afgelopen jaar had besloten een streep te zetten onder de activiteiten voor de jeugd.

Vrijdag en zaterdag voor Pinksteren 1962 was het mooi en warm weer geweest. Die Luilaknacht was het niet anders. In Flora draaide de al vier jaar eerder opgenomen film Fanfare van Bert Haanstra. We hadden die nog niet gezien en besloten naar de bioscoop te gaan. Druk was het niet; er zat maar een handjevol mensen te kijken.

Toen we om kwart over elf buiten stonden, kleurde de lucht boven het centrum al rossig van een enorme vuurzee aan de Fransestraat. Angstige bewoners hielden met tuinslangen de gevels van hun huizen nat; de stoom sloeg ervan af.

Het was een spectaculair gezicht, maar niet ongewoon tijdens Luilak. De brandweer zou zo wel komen om de spuit erop te zetten. Officieel mocht pas vanaf twee uur ’s nachts begonnen worden met fikkie stoken.

Door snel optreden van de brandweer werd meestal voorkomen dat tijdens Luilak huizen echt in de brand gingen. Al was het onbegrijpelijk dat fikken soms werden gestookt op slechts een paar meter afstand van huizen – niet zelden houten huizen, want daaraan was geen gebrek in Zaandam.

Het grote probleem met Luilak was de baldadigheid. Die nacht was het goed raak op het Vissershop, maar dat las ik pas de volgende dag in De Typhoon. Jongeren hadden er elektriciteitskasten opengebroken, zodat de verlichting op verschillende plaatsen uitviel, een patrouille van brandweer en politie leverde een veldslag met de jeugd, en vandalen sneden brandweerslangen door. Uiteindelijk trok een politieagent zijn revolver en loste een waarschuwingsschot.

Vanaf het begin van de jaren zestig probeerde het gemeentebestuur het vandalisme terug te dringen. Voor het stoken van fikkies werden bepaalde plekken aangewezen. Lang niet iedereen hield zich daaraan, want het was nu eenmaal veel spannender een fik te stoken in een straat dan op een stuk braakliggend terrein buiten de stad.

Wij hadden wat brandbaar materiaal bij elkaar gespaard en zouden dat op het fik gooien van de Burgemeester Van der Stadtstraat, waar Rob woonde. Veel bijzonders was dat niet. Mijn vader had achter ons huis altijd hele stapels kartonnen dozen, waarin de leveranciers van zijn winkel de sigaretten, shag en pijptabak bezorgden. Dat brandde prima, maar het was ook zo verteerd.

Tegen één uur was het dan ook al afgelopen met het fik in de Van der Stadtstraat. We besloten de stad te gaan verkennen. De eerste tegenvaller was de Burcht. We hadden daar ooit films bekeken (zonder geluid; een geluidsinstallatie opzetten was blijkbaar te duur geweest) en twee jaar eerder had de ‘Nederlandse Elvis Presley’, Pim Maas, er nog opgetreden. Nu was er niets te doen. Het was nog te vroeg voor het korrierijden, dat altijd om vijf uur begon.

Het korrierijden was een vast gegeven tijdens Luilak. Op de Stationsstraat werd een traject uitgezet. Er kwamen telkens twee teams van scholen tegen elkaar uit. De teams bestonden uit negen jongens: acht trokken een eenvoudig karretje, de korrie, waarop de negende jongen zat; natuurlijk de lichtste van het team. Aan het eind van het traject stond een grote bak water, waarin het karretje helemaal moest worden ondergedompeld, en vervolgens ging het terug naar het begin van de straat.

Gemeentearchief Zaanstad

Eén keer had ik meegedaan, in 1960. Het is geen glorieuze herinnering. Ik zat in de eerste klas van het Zaanlands Lyceum en was geselecteerd als een van de trekkers. Na de eerste de beste race lagen we er al uit.

Het korrierijden en het Luilakfeest vormen het sluitstuk van het boek ‘Jongens uit ’t Zaantje’. Dat jongensboek, geschreven door D.J. Douwes, speelt zich af in het Zaandam van de jaren vijftig. Ik haal het weer tevoorschijn, want ik probeer meer over die korries te weten te komen.

In het boek gaan de hoofdpersonen, Cor en Teun (zo heetten jongens in die tijd) op bezoek bij meneer Van der Born, de onderwijzer van klas 4 van de christelijke school aan de Vinkenstraat. Ze vragen hem wanneer ze weer gaan oefenen voor de korriewedstrijden.

“Ja, daar wordt ’t hoog tijd voor… Even kijken, zouden jullie even naar meneer Vedder willen gaan in de Klaas Katerstraat? … Ja? … Nou, die gaat over die karretjes. Vraagt hem uit mijn naam, of we morgenmiddag een korrie kunnen krijgen uit de bergplaats van de gemeente. Dan gaat ’t er morgen meteen op los!”

De jongens zijn reuze in hun schik en als de wind gaan ze naar meneer Vedder, de gemeenteopzichter. Die kennen ze best, want hij helpt wel meer met één en ander. Weldra zijn ze bij ’t bewuste huis in de Klaas Katerstraat. Ze treffen ’t reuze, want meneer Vedder komt juist de steeg naast zijn huis uit om weg te gaan. Hij lacht wanneer hij ’t verhaal hoort en zegt:

“’k Zal je maar meteen helpen, makkers. Komt maar mee, dan geef ‘k je dadelijk een korrie mee.”

Vlugger hulp is niet denkbaar en ze rennen achter de fiets aan naar Dam 2, waar ze een bewijsje moeten halen.

Meneer v.d. Born zit net thee te drinken met z’n vrouw, als hij een bekend geratel hoort. “Als je me nou”, zegt hij verbaasd en hij zet zijn kopje op ’t schoteltje. Wanneer hij naar het raam loopt en naar beneden kijkt, ziet hij de lachende snuiten van Cor en Teun omhoog gericht.

“Zulke snaken, ze hebben al een korrie te pakken.”

Cor, Teun en hun klasgenoten konden gaan oefenen. Dat was beslist nodig, want korrierijden leek makkelijk, maar was het niet altijd.

Cor en Teun hebben hun korrie bij de gemeente opgehaald. Tekening van Jan Lutz in ‘Jongens uit ‘t Zaantje’.

Mijn zwager Martin Prins herinnert zich dat hij namens de Klaas Katerstraatschool meedeed. “Onder de gymles werd er geoefend. Als laatste jongen voor de kar was ik de klos, want het karretje stopte niet goed en stootte tegen mijn schenen.”

Het was al snel afgelopen met de Klaas Katerstraatschool: “We hebben maar één wedstrijd gelopen en die verloren we. De kar moest helemaal ondergedompeld worden, maar daar sjoemelde bijna iedereen mee.”  Cor en Teun uit mijn jongensboek hebben ook geen geluk, als ze in de finale tegen de ‘Donia-school’ uitkomen:

Daar geeft de Burgemeester in eigen persoon ’t vertreksein en: weg zijn ze!

Tot de kuip zijn ze precies gelijk. Een daverend gejuich vergezelt hen en dan… gebeurt op de terugrit ’t noodlottige!… Ze verliezen bij een wilde slingering hun karreman!… De lichte Gert zeilt met een sierlijke boog op de straat naast ’t trottoir en daardoor stormt de Donia-ploeg als no. één over de streep en heeft nu definitief de zilveren molen veroverd.

Wat jammer, wat jammer! Gert grient en de anderen lachen zenuwachtig… Niets aan te doen: ’t gaat tenslotte om ’t spel. Maar ach: de knikkers zijn toch ook leuk, vooral als je ze vlak vóór je neus hebt zien liggen!…

In de zaal van ‘Ons Huis’ komen de kampvechters samen. De zilveren molen wordt persoonlijk door de Burgemeester in eigendom overhandigd. Er worden enkele films vertoond van vroegere korriewedstrijden en dan trekken ze naar de bakkerswinkel, om zich te voorzien van bollen.

Korriewedstrijden in Oostzaan ter gelegenheid van het jubileumfeest van OFC in 1957. Foto © Oudheidkamer Oostzaan

Volgens een artikel van Pieter Helsloot in Zaans Erfgoed, het blad van de gelijknamige vereniging, werden de korriewedstrijden vanaf 1946 georganiseerd op de Prins Hendrikkade, voordat het evenement werd verplaatst naar de Gedempte Gracht. Later werd de Stationsstraat de vaste plek. Het korrierijden werd in 1961 voor het laatst gehouden; één jaar nadat ik de eer van het Zaanlands Lyceum vergeefs trachtte te verdedigen.

Dichter Jan Hanloo – hij werd beroemd èn berucht vanwege het gedicht Oote (Oote oote oote/ Boe/ Oote oote/ Oote ooteoote boe/ Oe oe/ Oe oe oote oote oote – etc.) schreef een opstel over de regels en de geschiedenis van het korrierijden. Uiteraard maakte hij er ook een gedicht over.

Daar kwamen ze! Het was geweldig
De elfjarigen, en ouder of jonger
Als vurige merries en hengsten
Er is geen andere vergelijking
Met haast geen lach op hun gezicht
De houten korries, met geweldige vaart
Rollend hotsend op hun schijven.
En op het keerpunt in de hoge waterbak getild
Wilden ze niet zinken dikwijls
En moesten met geweld ondergeduwd tot de bodem
Dan – Klets Beng – op de straat weer de druipende korrie
Vlak naast de kwetsbare tere tenen.
De korrieman erop, geen trekkers achterlaten
De ruk weer, zonder de minste consideratie
Het is een kwestie van seconden
… De anderen zijn ons voor. Nog sneller waren zij
Dat stemt wel even droef
Dat is wel een teleurstelling, maar die is van korte duur
Het volgend jaar misschien dan winnen wij.

Zouden er nu, anno 2019, nog korries bestaan? Ik zou er graag eens een terugzien. De Zaandamse Gemeenschap (ZG), een overkoepelende stichting van sociale en culturele organisaties, heeft ze in ieder geval niet meer. Voorzitter Wim Borger meldt me desgevraagd dat er vele jaren in de opslagruimte van de ZG in de Langestraat een aantal korries opgeslagen heeft gestaan.” Maar die opslag heeft de stichting niet meer in gebruik. “De korries hebben we niet meer in bezit, en ik kan u niet vertellen wat er met de laatste korries is gedaan.”

Helsloot zelf kan het me ook niet meer vertellen – hij is vorig jaar overleden – maar gelukkig heeft hij nog wel een tip van de sluier opgelicht in zijn artikel. Het Zaans Museum, zo schrijft hij, bewaart twee wisselbekers met de ingegraveerde namen van de Zaandamse scholen die de korriewedstrijdenwonnen, wat prijsmedailles, ‘en zelfs een enkele versleten korrie.’

Dus toch! Ik heb die korrie nooit in het Zaans Museum zien staan, maar als ik contact opneem, blijkt het inderdaad te kloppen. Fysiek het karretje bekijken is helaas onmogelijk, hij staat ergens in de depots opgeslagen, maar ik krijg een paar foto’s toegestuurd, daar moet ik het maar mee doen. Ter informatie staan gelukkig hoogte (41 cm), breedte (83 cm) en diepte (53 cm) vermeld op de link die ik van het museum krijg. Iedereen die een zaag en een hamer kan hanteren, timmert er zo een in elkaar.

Zaans Museum

De museale korrie ziet er op de foto inderdaad versleten uit. Er zit maar één touw aan; ik vraag me af hoe die zeven andere touwen eraan vast werden gemaakt waarmee de jongens de kar moesten trekken. Zonder concrete aanwijzing trek ik de conclusie dat het deze korrie en geen andere is waarmee ik in 1960 reed voor het team van het lyceum.

Zaans Museum

Het zal er in ieder geval een zijn van die laatste voorraad die in het depot van de ZG aan de Langestraat lag opgeslagen. Deze korrie is een van de laatste herinneringen aan de Luilaktraditie, waar duizenden Zaankanters nog altijd bijzondere herinneringen aan koesteren. Zoals ik die Luilaknacht uit 1962 nog altijd koester.

Tekening van Gerrit Dekker voor De Typhoon, 1946. Een raadsel hoe de touwen aan het karretje vastzitten.