Rijst met boter en suiker. Sla met boter en suiker. Gekookte andijvie met een papje van maïzena. Een groter verschil tussen wat er nu op ons dagelijks menu staat en wat ik tijdens mijn Zaanse jeugd te eten kreeg, is nauwelijks denkbaar.

Vandaag: jeugdherinneringen met suddervlees. Eet smakelijk!

Door Martin Rep

Ergens moet ik nog een schrift hebben liggen uit klas 2 van de lagere school, waarin ik voor het eerst mijn pen probeerde. Het was een kroontjespen, die je doopte in het glazen potje dat schuil ging onder een klepje in je schoolbank. De eerste zin in dat schrift, heel netjes en zonder vlekken geschreven, luidde: ‘Suiker is lekker zoet’.

Geen school die een dergelijke zin tegenwoordig nog in het lespakket zou opnemen. Mijn kleinkinderen hebben er nog nooit van gehoord dat je suiker in de thee kunt doen en ze kijken ongelovig naar mijn Dicky als zij vertelt hoe zij als klein meisje suiker over de aardbeien strooide en dat ze tomaten heerlijk vond als broodbeleg, tenminste als daar een paar scheppen suiker overheen gingen.

Suiker ging door allerlei gerechten. Over snijbonen werd suiker gestrooid (Dicky vindt dat nog steeds lekker). Over sla ging gesmolten boter en suiker. Worteltjes werden met boter en suiker op tafel gezet. Bestaat de uitdrukking ‘ze gingen er met boter en suiker in’ nog, of is die inmiddels net zo taboe als Zwarte Piet, de Negerzoen, de Moorkop en de Jodenkoek?

Ik vertel niks nieuws als ik zeg dat onze eetgewoonten in een halve eeuw enorm zijn veranderd. Staat er bij ons op gezette tijden nog wel degelijk aardappelen-groente-vlees op het menu, bij onze kinderen is dat een zeer zeldzame combinatie.

Het menu was in mijn jeugd niet alleen heel anders en veel beperkter dan tegenwoordig, het was vaak gekoppeld aan de dagen van de week. Je wist meestal van tevoren wat je op een bepaalde dag te eten kreeg.

Maandag

Toen ‘Maandag Wasdag’ nog een levend begrip was, had mijn moeder geen tijd om te koken. Op zondag moest de vuile was van de afgelopen dagen al worden gekookt. Die ging in een grote wasketel, die op een ‘vlinder’ werd gezet. Dat was een brander die met een dikke rubberen slang op het gas werd aangesloten. De volgende ochtend was ze druk bezig met de was: het kruis in al  het ondergoed aansmeren met groene zeep, alles goed spoelen en langs een wasboard halen en door de wringer. Daarna hing ze de was aan de lijnen die op het erf achter het huis werden gespannen. Als het slecht weer was, hing ze een deel van de was over een houten rekje dat voor de kachel in de woonkamer werd geplaatst. Soms werd zelfs de was in zijn geheel in de kamer opgehangen.

’s Maandags aten wij dus altijd bietjes. Bietjes kocht mijn moeder gekookt en wel bij groenteman Theo de Heer op de hoek Meidoornstraat/Wilgenstraat. Even de rasp erlangs halen, gekookte aardappels erbij en klaar was kees. Suddervlees stond bij ons dagelijks op tafel, er was altijd wel over van de vorige dag. Karbonade aten wij maar zelden. Soms waren er gehaktballen.

Woensdag

Het bijzondere van woensdag was dat het gehakt bij slager Havik op de Zuiddijk goedkoper was. De slagers in die tijd maakten er zelfs reclame mee: ‘woensdag gehaktdag’. Mijn moeder draaide er grote ballen van, die dan in de juspan gingen. Ze kwamen eruit met een heerlijk knapperige donkere korst.

Op woensdag stond vaak andijvie op het menu. Die werd eerst flink lang gekookt en daarna nog onsmakelijker gemaakt met een papje van maïzena. Dat lag als een soort witte slijm door de donkergroene massa naast de aardappelen. Prakken was dus de boodschap. Dat mocht gelukkig. In de prak die daarna op je bord lag, mocht je je juslepel drukken. De jus goot je in het ontstane kuiltje. Met de bal gehakt ernaast had je een prima basis voor de vrije woensdagmiddag.

Zaterdag

Zaterdag was het druk in de winkel. Als ik van school naar huis liep en de vrije zaterdagmiddag voor me lag, hoorde ik de fluit van de scheepswerven in de Achtersluispolder. Even later zag ik plukjes fietsers de straat in rijden: de werkweek zat erop voor de arbeiders van de ZSM, de Hembrug of de NDSM. Ze hadden hun loonzakje gekregen en liepen even later binnen bij Sigarenmagazijn Rep voor een extra pakje sigaretten en soms een sigaartje voor de zondag. En passant werd hun openstaande rekening voldaan. Tijd om te koken was er die dag dus niet veel voor mijn moeder, die ook achter de toonbank stond. Vaak verscheen er dan ook rijst op tafel.

Rijst hadden we in twee variaties. De eerste was met boter (nou ja: margarine dan) en suiker. De boter liet je smelten op de warme rijst, het geheel bedekte je vervolgens met een laag bruine suiker of gewone suiker, en je had een godenmaal. De andere variant was rijst in melk gekookt. Mijn vader combineerde soms beide gerechten, door bij de rijst met boter en suiker ook nog warme melk te gieten. Rijst was zijn lievelingskostje. Toen in later jaren ook wel nasi goreng op tafel verscheen, goot hij daar ook melk overheen.

Weer later kwam er concurrentie voor de zaterdagse rijst. Mijn broers hadden bij vrienden macaroni ontdekt en introduceerden dat bij ons. Ze kookten het zelf en dat was een uitkomst voor mijn moeder. Er werden een paar blikjes tomatenpuree doorheen geroerd, er werd wat kaas geraspt en dat was het. Een traktatie werden de ‘vlugkokende elleboogjes’ (dat was de naam die Honig aan dit vreemde buitenlandse voedsel had gegeven) pas echt als er stukjes boterhamworst doorheen gingen. Je kon het als dikke plak bij slager Havik halen, of in een blikje (merknaam: Smac) bij de Spar-winkel aan de Wilgenstraat.

Zondag

Twee soorten groente hoorden bij de zondag: witlof, die wij Brussels lof noemden, en bloemkool. Lof was in de jaren vijftig een nog zeer bittere groente. Als een stukgekookte, grijze massa lag hij op mijn bord. Dat stukkoken gebeurde ook met bloemkool, maar die was makkelijker door de aardappels te prakken. Over de bloemkool ging ‘een papje’, zoals Ome Willem twintig jaar later zou zingen. Dat was een dikke saus van maïzena, met een vleugje nootmuskaat eroverheen, wat het voor mij nog viezer maakte.  Maar de zondag had ook een voordeel: er kwam meestal soep op tafel. De ene keer groentesoep, de andere keer tomatensoep.

Toen de jaren vijftig voorbij waren, ging alles snel veranderen. Er kwam een patatkraam bij de Wilhelminasluis. Bij banketbakker Landsaat verschenen ‘croquetten’ in het assortiment. Opeens kwam de soep uit een zakje waar ‘Royco’ op stond en werd de warme gortepap met stroop vervangen door Saroma. Maar dat is een ander verhaal.

kerst-bij-rep copy
De kerstmaaltijd bij de familie Rep in 1960. Vader Rep en zoon Simon gaan gezamenlijk een gebraden kip te lijf.