Bij het stoplicht aan het Zuideinde keerde ik, om de rotonde nogmaals te nemen. Ik zette mijn auto bij het ‘Welkom in Oostzaan-bord’ en stapte de koude lucht in om de weg te inspecteren.

Gisteravond laat reed ik het dorp binnen via de de Kolkweg, toen ik uit mijn ooghoek iets de weg op zag flitsen.

De vergadering waar ik vandaan kwam was niet van levensbelang geweest en als ik thuis was gebleven had er geen haan naar me gekraaid.

Met mijn zware auto raakte ik de flits.

Ik voelde het niet zozeer, maar hoorde een plompe plof waarvan ik besefte dat ie dodelijk was. Kat? Hond? Muskuseend?

Het lichtje van m’n iPhone bescheen het donkere wegdek slecht, en ik zag niet veel. Toch wist ik zeker dat er iets moest zijn dat dood was. De zoektocht naar het slachtoffer begon te voelen als een enge film waarin je weet dat de hoofdpersoon er goed aan doet het licht op te zoeken:

‘Ga niet naar die donkere ruimte, want HET zit daar!’

Maar ik wist van katten dat ze, nadat ze een fatale klap kregen, wegkropen om verderop pas in elkaar te schuiven. Het minste dat ik kon doen was het riet aan de slootkant naast de weg af te zoeken. Met angst voor wat er kon zijn zocht ik door, en met stront aan de hakjes stapte ik tien minuten later onverrichter zaken mijn moordmachine weer in om een onrustige nacht tegemoet te gaan.

Vanmorgen ging ik nog eens kijken. Ik parkeerde op dezelfde plek en zag hem direct.

Hij lag met de pikzwarte vleugels gespreid.  Platgewalst als de bloemen die mijn oma verzamelde in haar pers met schroeven, tussen vetvrij papier. Alleen lagen zijn pootjes los van de rest van zijn lijfje. De vogel was echt stuk.

Terwijl ik keek bleven auto’s over hem heen rijden. Ik probeerde te bedenken dat het de natuur was, dat het goed was dat het geen hond of kat van iemand was geweest en dat het niet mijn schuld was. Al weet ik nu al dat de plek voor mij altijd de platte zwarte vogel met de losse pootjes zal blijven.

De enige troost is dat het een domme vogel moet zijn geweest: als je kan vliegen, dan werp je je toch niet onder de wielen van een logge bak die Oostzaan binnenrijdt?