Toen ik besloot een snelle boodschap te halen, viel mijn oog op het AH-krat bij de deur. Tot boven de rand gevuld met glas. Er voorbij rennen kon niet meer, want eenmaal gezien is gezeur in mijn hoofd.

Het korte ritje naar het Hannie Schaftplein werd een gevaarlijke toer, waarbij de twee zware shoppers aan het stuur omstebeurt mijn voorwiel opzochten. Skriekskriek.

‘Je ken beter gaan lopen hoor!’ riep een middelbare worst in een felgekleurd latexpak terwijl hij me passeerde op het dronken fietspad.

De twee glasbakken op het parkeerplein voor de Dirk kijken me aan met hun donkere ogen. De mannen – want dat zijn het – kunnen wel een wasbeurt gebruiken, en ik krijg de neiging om een emmer sop van huis te halen.

Net als ik de eerste fles door de rubberen flap steek, komen er twee vrouwen naast me staan. Een oudere en een jongere. De oudere spreekt de jongere bemoedigend toe:

‘Oké, nu met alles wat je in je hebt… Het moet eruit. Leg je boosheid erin!’

Ik probeer niet nieuwsgierig te zijn, maar dat lukt niet helemaal. Het lijkt niet direct om moeder en dochter te gaan. Het leeftijdsverschil is te klein, en de jongere vrouw heeft iets Aziatisch. Ze heeft een tas vol flessen aan haar arm hangen.

Terwijl ik de tweede fles door mijn oog duw, ramt zij er met kracht een door het hare. Die van mij breekt niet eens, die van haar stuitert eerst tegen de achterkant en hoor je vervolgens uit elkaar spatten op de bodem.

‘Harder nog!’ roept de oudere vrouw.

Haar tweede, derde en vierde fles sneuvelen met zoveel fanatisme dat ik er blij van word. Mijn derde stuitert ook tegen de achterwand. Lekker! Zij aan zij gooien we de agressie eruit en ik voel me verbonden met de vrouwen.

‘Ben je gezakt of zo?’ vraag ik.

De oudere kijkt wat geërgerd opzij en zegt ‘Nee, dat is ze niet.’

Ik vraag niet door, en concentreer me met alle kracht op het glas. Mijn witte voorraad is op, ik heb nog wat gekleurd over. Dat ging veel te snel.

Terwijl ik het rechteroog van haar bak opzoek, zie ik dat zij haar laatste fles heeft opgebruikt.

‘Dat lucht op, hè?’ zegt de oudere dame.

Haar jeugdige vriendin knikt van ja.

Als ik mijn laatste fles uit de tas pak bedenk ik dat zij hem toch beter kan gebruiken. Ik steek hem haar toe en ze neemt hem aarzelend aan. Voldaan loop ik weg met de lege shoppers.

Achter me klinkt hartgrondig: ‘Getverdemme!

Als ik omkijk zie ik dat er een grote rode wijnvlek op haar witte shirt terecht is gekomen. Met samengeknepen billen loop ik door.
Ik neem me voor me nooit meer ergens mee te bemoeien, en voortaan de dop op de fles te doen.