Aan de bar van de brasserie in de oude synagoge aan de Gedempte Gracht zaten een paar vaste gasten, en een of twee tafeltjes waren bezet.

We waren net een halfuur open toen er twee grote mannen binnenkwamen en ik voelde direct dat het fout zat. Niet omdat er een goed rechercheur aan mij verloren is gegaan, maar omdat ik opgegroeid ben met Pipo de Clown en Snuf en Snuitje.

De twee droegen lange, beige regenjassen met een kraag. Een van hen leek duidelijk de baas. De bar waarachter ik stond zat links als je binnenkwam, daar stond ook de kassa. De mannen keken naar die kassa, naar mij, en kozen voor een tafeltje rechts.

Terwijl ze zich beschermd waanden door de trap in het midden van de ruimte, gaf de spiegelwand me zicht op hun opvallend geheimzinnige gedrag. Fluisteren, sissen naar elkaar, gebaren…

Een beetje lacherig attendeerde ik de vaste klanten op hun aanwezigheid. Maar langzaam drong het besef door dat het geen grap was. Hoewel de mannen niks hadden gedaan, liep ik naar de keuken om de kok te vragen de politie te bellen.

Direct toen ik weer achter de bar stond, was het raak. De grootste had zijn hand in de zak van z’n boevenjas, er stak iets hard naar voren. ‘Hens up’ dacht ik en dat deed ik, maar ik ging er volledig vanuit dat het pistool bestond uit zijn duim en wijsvinger.

‘Kassa open’, beval Snuf.

Met een van de vaste gasten aan de bar had ik kort oogcontact, het zal een seconde zijn geweest, waarin we dachten te weten dat we hem konden pakken, maar besloten het niet te doen.

Ik opende de kassa en deed een stap naar achter. Er zat niet veel in. Snuitje greep het papiergeld, liep achteruit met zijn maat, en verliet de zaak door de voordeur aan de Gedempte Gracht.

Twee minuten later klopte de politie op de achterdeur aan de Vinkenstraat. De boeven waren in de kraag gevat. Of wij ze konden identificeren. Ja… Het was ons duo.

In de zak van Snuf was een geladen wapen gevonden. Toen ik dat hoorde trilden mijn knieën en moest ik gaan zitten.