Alles leek vanzelfsprekend, en het ‘nu’ bood te veel mogelijkheden. Ik was achttien toen mijn opa overleed, en mijn brein was nog niet ingesteld op het ontvangen van informatie van vroeger.

‘Voor de oorlog rook de Gedempte Gracht naar noga en paling’. Het is een van zijn uitspraken die ik wel heb onthouden.

Paling en noga? Opa zei het, daarom geloof ik het.

Mijn grootouders woonden op de Gedempte Gracht 72 (nu zit Nice thingZ er), en opa vertelde heel af en toe iets over de gracht van toen.

Jaren later probeerde ik de geur te pakken: ik snoof aan paling, en kocht noga, al ben ik er niet dol op. Door de combinatie samen te brengen hoopte ik iets van vroeger te ervaren, maar het gaf me niks. Geuren kunnen herinneringen opwekken, maar deze herinneringen waren niet van mij.

Aan de overkant van nummer 72 (nu WE) woonde de familie Drilsma: Abraham en Rachel met hun kinderen Roosje en Leo. Ze zijn vermoord in de Tweede Wereldoorlog.

Voor Monumenten Spreken wilden we een ‘gezicht’ geven aan de Holocaust. Zes miljoen vermoorde Joden zou genoeg moeten zijn om te zien welk ultiem onrecht mensen is aangedaan, maar alleen de menselijke maat maakt het te begrijpen (en daardoor juist volledig onbegrijpelijk). Het ‘gezicht’ werd Roosje Drilsma.

Roosje werd vijftien en ze was leerling van wat nu het Zaanlands Lyceum is, van haar vonden we een fotoalbum, en mensen die bij haar in de klas hadden gezeten. Van vader en moeder Drilsma hadden we brieven. Maar er waren geen mensen die over de kleine Leo konden vertellen. We vonden alleen mijn oom die herinneringen aan hem had.

Oom Klaas stond beslist niet te trappelen om voor de camera te vertellen. Zijn gezicht was aangetast door kanker, en dat vond hij geen fijne aanblik voor onze doelgroep: leerlingen. Daarnaast stelden zijn herinneringen weinig voor: Leo noemde een poes een ‘miauwtje’, ze maakten samen een hut onder tafel, speelden, en roken toffees in een leeg blikje van Verkade.

Normaal stonden we voor Monumenten Spreken niet te trappelen om een getuige die zo jong was in de oorlog te gebruiken, maar we wilden Leo heel graag ‘inkleuren’ en daarvoor hadden we alleen Klaas Kan. Gelukkig wisten we hem te overtuigen zijn verhaal te doen.

Op de dag van de opname bedacht ik een plan om eventuele verborgen luikjes in de hersenpan van mijn oom te openen. Ik vond een heel oud Verkade toffee-blikje, kocht chocotoff-toffees, kauwde er zes tot ze zacht waren en stopte ze in het blik. Net voor de opname haalde ik de bonk eruit, en sloot direct de deksel zodat de geur er goed in zat. Het blikje gaf ik aan mijn oom en de camera draaide. Regisseur Robert van Tellingen vroeg hem het te openen en te ruiken.

Ik hield mijn adem in…

Oom Klaas draaide het blikje om in zijn hand, en zei: ‘Dit is niet het blikje, hoor! Dat van ons was kleiner en platter.’ Hij maakte het open, stak zijn neus erin, gruwde en hield het ver bij zich vandaan. ‘Het ruikt wel, maar dit zijn niet de toffees van Verkade’.

Met het geheugen van mijn oom was niks mis, maar ik vraag me nog altijd af wat het effect was geweest als ik het plan wel goed had uitgevoerd.

Holocaust Memorial Day

Zondagmiddag 27 januari wordt in de Bullekerk invulling gegeven aan Holocaust Memorial Day. De toegang is vrij, er wordt alleen wel gevraagd je in te schrijven.