Mijn vriendin en ik vermeden elkaars blikken, want dit keer hadden we het goed verpest. Er was melding gedaan bij het bestuur.

Het vergrijp liet zich moeilijk omschrijven door de mannen aan de grote tafel in de directiekamer van voetbalclub ZCFC, maar zo ingewikkeld was het in de praktijk niet geweest.

We hadden na de training onder de douche, een appel vermalen tussen onze tanden, en het papje dat daardoor ontstond, in het schaamhaar van diverse teamgenootjes gemikt. Het effect was grappig vonden wij, omdat de fijne brokjes zich niet zomaar weg lieten spoelen. Er moest gepulkt worden.

We kwamen ervan af met een extra veegdienst ‘We willen geen splintertje appel meer zien’, en de belofte dat we het nooit meer zouden doen (‘Peer!’ riepen we tegen elkaar toen we de kamer verlieten).

Die appel van toen gooiden we tegen de kutten van leeftijdsgenoten. We hadden een voetbalteam waarmee we in ons nakiepak vrij en eigen waren. Waarvan we wisten wie een paas kon aannemen, wie een vetkwab had boven de navel, wie je rug had, wiens schaamlippen naar buiten hingen, wie zou scoren, wie een vette reet had, wie de spits van de tegenstander zou pakken… en we namen het voor kennisgeving aan. Iedereen is anders en daarom normaal.

Dat er tegenwoordig in Zaanstad een debat in de raad gevoerd moet worden als er, binnen een ‘Amerika-project’ in een klas, onder begeleiding van een leerkracht, gegokt kan worden om sokken of broeken, dan maakt me dat verdrietig. We zijn naakt geboren, en alleen viespeuken zien hier iets vies in.

Ik bestel bij mijn favoriete groenteboer een kistje appelen en daar ga ik op kauwen. En sommige raadsleden raad ik aan, zich voorlopig niet in het genderneutrale toilet van Zaanstad te bewegen (Harrie van der Laan, maak je borst schaamhaar maar nat!).