De trotse anarchist hangt boven me over de schutting waarachter mijn vader, zijn broer en hun medewerkers jarenlang keihard hebben gewerkt om met een goed product een prima boterham te verdienen.

Hij vertelt me dat ik onbeschoft ben, en een zakkenvuller.

Hij – gemillimeterd haar dat wat inverdan ligt,  een accent dat ik niet thuis kan brengen, de dertig ruim gepasseerd – heeft even daarvoor betoogd dat hij alle recht heeft om zo min mogelijk te werken, dat hij het ‘concept’ bezittingen niet accepteert en dat hij Westzijde 390 de komende jaren als zijn thuis beschouwt.

In november vorig jaar hebben mijn vader en mijn oom het terrein verkocht. Ze waren beiden toe aan hun pensioen, en het was niet handig het in hun bezit te houden. Als een van de broers zou overlijden bemoeilijkte dat de verdeling in de toekomst. Zakelijk gezien is er dus geen enkele binding meer met de grond, en de vraag of mijn Orkaan-pet in de war kan komen met mijn Merel-Kan-pet komt vooraf geen moment in me op.

De kraker met de zelfverklaarde allergie voor arbeid houdt een heel verhaal over kapitalistische fabriekseigenaren die hun mensen aan de lopende band klein houden en onderbetalen.

Om eerlijk te zijn – en dan ben ik heel even eerlijk – sta ik niet direct negatief tegenover kraken en krakers. Toen ik hoorde dat de werf ingenomen was, reed ik erheen met het idee dat het zo gek nog niet was als mensen tijdelijk gebruik zouden kunnen maken van de ruimte aan de Zaan. De woningnood in Zaanstad is verschrikkelijk hoog, en daar zal voorlopig geen verandering in komen, ondanks de immer montere woorden van de wethouder Wonen. Bouwen in Zaanstad is als bouwen in stroop. Nood of niet.

Wat me stoort aan de man is zijn houding: de schutting is van hem, en je doet hem niks. En nee, ik mag er niet in. Hoewel hij vraagt wat ik vind van zijn directeuren-zijn-kut-verhaal, lukt het me niet de kant van ondernemers te belichten, want ik snap het toch niet, heb geen levenservaring en ik ben dom.
Het doet me vreemd aan dat iemand die zou moeten geloven dat geen mens boven een ander is gesteld, aan de lopende band kleineert (niet achter de lopende band, want dat lijkt teveel op werken).

Op mijn vraag of de buurvrouw last van hen heeft antwoordt hij dat ze mag komen klagen als dat zo is, want dat zal hij ook bij haar gaan doen als hij last van haar heeft. De man kent zijn rechten.

Als ik hem vertel dat mijn hond de laatste tijd veel last van teken heeft en dat hij me aan die dieren doet denken, weet ik dat mijn Merel-Kan-pet het gewonnen heeft van mijn Orkaan-pet.
Aan de mede-krakers die achter de schutting staan klikt hij dat ‘de journalist’ hem met een parasiet vergelijkt.
Ik roep tegen de schutting dat ik geen ‘parasiet’ zei maar ’teek’, en ‘Een dikke!’

Thuis Google ik ’teek’ en ‘parasiet’. Ik ontdek dat een teek een parasiet is. De man kent niet alleen zijn rechten, hij weet ook over parasieten en teken.

PS. Een jaar geleden schreef ik een column waarin ik kon melden dat ik geen werkschuw tuig onder de krakers aantrof… Krakers, ze komen in alle soorten en maten. Het zijn soms net mensen.

Lees meer Merel Kan