‘Werkfit’ worden in Zaanstad. Daarvoor dien je persoonlijke gesprekken te voeren met een casemanager aan een open balie.

Afgelopen week spraken wij een bekende die in dat traject zit. Een welwillend, mondig figuur die van slag was en stoom af moest blazen. Wij vroegen hem het relaas uit te tikken met onderstaand resultaat.

Ik heb een uitkering.

Ik heb een uitkering in het kader van de participatiewet zoals dat nu op hippe wijze is benoemd. In de volksmond zit ik in de bijstand. Mijn naaste kring weet het, verder loop ik er niet mee te koop. De zielige verhalen van het niet rond kunnen komen van dat bedrag herken ik niet. Ik ben altijd voorzichtig met mijn geld geweest.

Toen ik mijn uitkering aan moest vragen hoopte ik die binnen het jaar niet meer nodig te hebben. Inmiddels ben ik, geplaagd door diverse medische diagnoses en omstandigheden die niet meehielpen (o.a. mantelzorger) zes jaar verder. De hoop dat ik die uitkering gedag kan zeggen, heb ik nog steeds.

Een paar jaar geleden vond ik na een periode van medische behandeling, vrijwilligerswerk. Het klikte met mijn naaste collega’s en het werk was op mijn lijf geschreven. Ik bouwde de uren langzaamaan op en hoewel de organisatiestructuur nogal stug was en niet altijd even makkelijk bleek, had ik wel weer een gevoel dat ik enigszins op geheel eigen wijze mee kon draaien in de maatschappij. Het luisterde nauw, dat wel. Het vrijwilligerswerk hield na een paar jaar vrij abrupt op, ik bleek niet meer nodig. Mijn zorgvuldig opgebouwde uren waren in een keer weg. Ik viel in een gat.

Vorige week ontving ik een oproep van de gemeente Zaanstad. “Prima” dacht ik. Ik had er wel behoefte aan om het gesprek aan te gaan over hoe nu verder. Ik nam een vriend mee.

De casemanager (“nog zo’n woord waar ik allergisch voor ben” appte een vriendin mij later die dag “je bent geen case!”) kwam ons ophalen uit de hal.

Ik zag al vrij snel dat er geen greintje gevoel zat bij deze mevrouw. “Uitgeschakeld” dacht ik meteen. De mensen die ik eerder bij de gemeente heb gesproken over mijn uitkering waren niet zo.

Waar voorheen de gesprekken in een apart kamertje plaats vonden met respect voor privacy, moest ik nu plaats nemen aan een open balie, gescheiden door metalen wandjes. Ik schat dat er meer dan tien gesprekken tegelijkertijd plaats vonden. Links en rechts van mij kon ik de gesprekken gewoon volgen. Zoals mijn buren later ook zo mee konden luisteren met mijn gesprek waarin ik de voor mij precaire informatie deelde. Rechts van mij werd iemand op strenge, of laat ik gewoon zeggen zoals het is, kleinerende toon toegesproken waarom hij nog niet aan het werk was. Links een paar balie’s verderop viel er een kind uit een speelgoedkarretje dat mee was met zijn ouders. Het begon hard te blèren. Ik werd onrustig van alle gesprekken om mij heen.

De casemanager leek het niet meer te zien of te horen, ze ging onverstoorbaar door. De invalshoek van deze mevrouw was wantrouwen. Dat werd direct duidelijk.

Ik legde uit dat ik voorheen een vrijwilligersbaan had en dat die vrij abrupt was opgehouden.

En dat ik op de wachtlijst stond voor een nieuwe medische behandeling. Of die behandeling ook medicijnen inhielden vroeg ze. Dat wist ik nog niet. Of ik nu medicijnen slikte? “Ja” antwoordde ik. “Welke?” afwachtend hield ze haar pen boven haar notitieblok. Mijn alertheid van geest kwam terug. “Dit mag u niet vragen” zei ik. Alsof ik niks gezegd had herhaalde ze haar vraag. “Ah, natuurlijk, cursusje communicatie gehad” dacht ik. Gewoon herhalen wat je zegt. Oude truc. Geheel volgens de communicatiecursus draaide ze het om: “U mag zeggen dat u daarop niet wil antwoorden”.

We gingen over op mijn nieuwe vrijwilligerswerkzaamheden, een project dat ik samen met anderen ben gestart. Het behelst een paar uur in de week.

In mijn naïviteit had ik gehoopt een compliment te ontvangen dat ik in mijn situatie weer iets had opgepakt. “Dus u bent dat gestart en u wordt daarvoor betaald?” zei de vrouw. “Nee”, zei ik, “ik zeg toch dat ik het vrijwillig doe”.

“Dus u doet dat werk en daar wordt u voor gesponsord” probeerde ze op een andere manier.

Weer ontkrachtte ik wat ze zei.

Ik dacht dat de Zaanse verhoormethode uit de jaren ‘90 niet meer werd gehanteerd maar blijkbaar was die nog alive and kicking, om er zelf ook maar even een engelse term tegenaan te smijten.

Nadat ze nog een poging deed en ik weer uitlegde dat ik dit toch echt vrijwillig deed, dreunde ze volgens de regels op dat ik dit zwart op wit moest zetten waarna er bepaald zou worden of ik deze werkzaamheden wel mócht voortzetten. Eigen initiatief wordt dus niet gewaardeerd als je een uitkering ontvangt op basis van de participatiewet. Grappig.

Even waande ik mij in de film “up in the air” waarin hoofdrolspeler George Clooney wordt ingehuurd door grote bedrijven om boventallige medewerkers te ontslaan. Het beoefenen van zijn baan wordt gekenmerkt door het strikt volgen van de regels en het niet voelen, dan wel zeker niet tonen van emotie. Hoewel ze mij niet ontsloeg of überhaupt niet aan Clooney deed denken, zag ik wel degelijk overeenkomsten. Haar overlevingsstrategie vierde hoogtij.

De hele verdere middag na het gesprek moest ik denken aan de mensen die wel degelijk recht hebben op een uitkering maar die geen weerwoord hebben, die er moeite mee hebben hun mannetje te staan. Die zich overgeven aan de intimiderende toon die tegen hen wordt aangeslagen.

En waarom zit het systeem nog zo ouderwets in elkaar? Een systeem dat is gebaseerd op puur wantrouwen, werkt niet. Dat is toch allang bewezen?

Hoe zou het zijn als zo’n casemanager (mag die ook gewoon bemiddelaar heten?) je als volgt benaderde: “Goedemorgen, je hebt een uitkering, hoe is dat zo gekomen? Kan ik iets voor je doen, kan ik je ergens mee helpen? Wat zijn je struikelblokken?” Geen zalvende toon, eerder een menselijke. Niet fraude toelaten, wel flexibel meedenken. Wanneer je iemand open benadert, krijg je een heel ander gesprek dan wanneer je diegene direct in een hoekje probeert te zetten. Geen hogere wiskunde lijkt mij.

Ik fantaseerde erop los. Hoe zou het zijn als de gemeente Zaanstad hier een experiment mee zou aangaan en landelijk een voorbeeld zou zijn?

De regelgeving rondom bijverdienen en een uitkering is een vreemde materie met vele haken en ogen. Dit is niet alleen in Zaanstad maar in het hele land zo. Het komt erop neer dat je bijna niks mag bijverdienen. Het directe gevolg is dat je klein wordt gehouden.

Ondanks het niet tonen van haar emotie had de mevrouw wel enkele goedbedoelde adviezen:

Of ik niet wat administratieve klusjes kon doen thuis vanachter de pc tegen een kleine vergoeding, zo klein, dat het mijn uitkering niet te veel zou bijten. Op mijn vraag dat ik dan weer thuis bleef zitten en hoe het dan zat met het sociale aspect, wist ze niet echt antwoord te geven.

Om mij te verlichten in mijn mantelzorgtaken, kwam zij op het lumineuze idee dat mijn hulpbehoevende ouders wel een tweede hypotheek op hun koopwoning zouden kunnen nemen. Dan hadden ze weer wat extra geld om zorg in te kopen. Met andere woorden: sluit gewoon een lening af en we vegen de gehele mantelzorg-problematiek van tafel.

Ik vroeg haar hoe nu verder. Of er een gesprek zou plaatsvinden met een re-integratiecoach. Ik zag aan haar gezicht dat ik een lastige vraag stelde: “Dat is een andere afdeling en u bent nog niet werkfit.”

(“Nog zoiets” foeterde de vriendin weer die middag via de app “DAT WOORD BESTAAT NIET”, om mij vervolgens een screenshot te sturen waarop stond dat vandale.nl geen resultaten had gevonden voor het woord “werkfit”)

De vriend en ik stonden op en strekten onze handen uit. Zonder ons aan te kijken gaf ze ons een slap handje. De mevrouw had haar functietitel meer dan waargemaakt. Hier was ik geen mens, ik was een case.

(De naam van de schrijver is bij ons bekend).