‘Ik ken die besturen niet. Sterker nog: ze zijn er niet.’ Twitterde Rien Spies, bestuurslid van AGORA, de koepel van vijfentwintig basisscholen in Zaanstad. Hij reageerde daarmee op een artikel van Trouw waarin onder meer wordt gesteld dat schoolbesturen bang zijn voor verplichtingen naar personeel.

Wij waren benieuwd naar de onderbouwing van zijn tweet, en de maximaal 280 tekens van Twitter leken ons daarvoor niet voldoende.

Wij plaatsen zijn reactie 1:1

Stop met ongenuanceerde uitspraken over het onderwijs

Mijn lijfblad “TROUW” had op 1 januari van dit nieuwe jaar een artikel met de wonderlijke titel “Meer flexibele krachten in het onderwijs door ‘angst voor verplichtingen” In het basisonderwijs zou ongeveer 16 % van de medewerkers in een flexibel contract zitten. Nu komen de cijfers van het CBS, dus moet daar wel een kern van waarheid in zitten. Toch herken ik me niet in de cijfers. Als bestuurder van een stichting met 25 scholen en ruim 650 medewerkers zou ik dat toch ook moeten weten. 16 % van 650 is 104. Hebben wij dan 104 medewerkers die in een flexcontract zitten? Nou zeker niet! Geldt dat dan voor de andere besturen? Ik heb een groot netwerk en ken veel besturen in het land. En ook daar zie ik dit soort aantallen niet. Mijn reactie op het stuk dat ik op Twitter zette was dan ook: “Ik ken die besturen niet. Sterker nog: ze zijn er niet!”

Wat is dan aan de hand met deze cijfers. De reactie van de PO-raad, de vereniging van besturen basisonderwijs, is glashelder. 10 % van de leraren in het basisonderwijs heeft een tijdelijk contact. Dat geldt voor nieuwe leraren die van de pabo komen en voor leraren die van schoolbestuur wisselen. Dat laatste komt door het lerarentekort steeds vaker voor. Leraren hebben nu meer dan ooit de  mogelijkheid om van schoolbestuur te wisselen om bijvoorbeeld dichter bij huis aan de slag te gaan. Zo’n tijdelijk contract geeft bijna altijd zicht op een vaste aanstelling. Dat wordt vooraf aangegeven en alleen als er echt geen match is en dit tijdig wordt gecommuniceerd kan dit worden ontbonden. Dus is hier sprake van flexwerk? Ik denk het niet.

De overige 6% wordt gevormd door een enorme toename van uitzendkrachten en zzp’ers. Doen de schoolbesturen dit dan? Nee, zeker niet. De schoolbesturen zien dit zelfs met lede ogen aan. De Zaanse besturen van ZaanPrimair en Agora hebben op de laatste algemene ledenvergadering van de PO-raad een dringende oproep aan de collega besturen in het land gedaan om te stoppen met de inzet van deze leraren. Vrijwel unaniem werd deze oproep onderschreven. Toch zetten nog veel besturen flexleraren in omdat ze niet anders kunnen krijgen. Denk hierbij aan vervanging bij ziekte maar de laatste tijd ook al bij reguliere formatieplaatsen. De besturen betalen voor zo’n leraar ongeveer 40% extra loonkosten en krijgen er minder leraar voor terug. Dit laatste omdat deze flexleraren geen bijdrage aan de schoolontwikkeling leveren en alleen maar lesjes afdraaien. De groei van het aantal flexleraren wordt vooral veroorzaakt door de uitzendbureaus die leraren lokken met salarissen boven de CAO, met laptops en zelfs leaseauto’s. Daarnaast wordt deze leraren voorgespiegeld dat zij minder behoeven te werken omdat ze alleen maar lessen hoeven te geven. De andere leraren verzorgen de overige taken in de school en daar groeit de werkdruk. Een zeer slechte ontwikkeling. Wat het nog extra onwenselijk maakt is dat deze leraren nooit echt goede leraren worden, omdat ze niet leren om in een team te werken, verantwoordelijkheden dragen en bijdragen aan de ontwikkeling van een school. Jammer, zeker als het gaat om jonge pas afgestudeerde leraren.

In het stuk in TROUW stond dat de vakbond van leraren, AOB,  van mening is dat de schoolbesturen te voorzichtig zijn met het geven van een vaste baan en daarom maar kiezen voor de flexleraar. Waarom zou een schoolbestuur dat doen? 40% meer betalen en minder leraar ervoor krijgen.

Nee, de schoolbesturen doen juist hun best om leraren aan zich te binden en gaan zo snel als mogelijk over tot een vaste aanstelling. Het lerarentekort is zo groot dat dit ook wel nodig is en de komende jaren zal dit tekort nog wel groeien ook. Enkele jaren geleden was er vooral in krimpgebieden een overschot aan leraren. Helaas heeft het toen aan landelijk beleid ontbroken om deze mensen voor het onderwijs te behouden. Daar was sprake van een gemiste kans. Maar ook nu blijft het moeilijk om werkloze leraren (ja, ze zijn er nog) uit de provincie naar de Randstad te krijgen.

Bang om geld uit te geven is een ander verwijt van de vakbond. De besturen laten grote bedragen op de plank liggen is het verwijt. Er is in Nederland inderdaad  een aantal besturen met veel geld. Dat betreft echter een zeer klein percentage, ongeveer 3,5 % van de ruim 1000 besturen. Er zijn meer besturen met financiële tekorten. Grotere schoolbesturen maken over het algemeen goede prognoses en kunnen het aantal leerlingen redelijk goed vooruit inschatten en daar hun personele behoefte op afstemmen. Voor een bestuur met één of twee kleine scholen ligt dat wat lastiger, zij zullen wat voorzichtiger zijn met nieuwe aanstellingen, maar over het algemeen genomen valt dat ook wel mee.

Waar de besturen echt mee kampen is dat de bekostiging vanuit het Rijk al jaren onder de maat is. Besturen moeten niet alleen salarissen betalen, maar moeten ook risico’s begroten, gebouwen onderhouden, de scholen voorzien van materiaal om mee te werken.

De PO-raad pleit al jaren naar een gedegen onderzoek over de toereikendheid van de bekostiging van het primair onderwijs. De tweede kamer heeft dit heel lang tegen gehouden. Gelukkig heeft minister Arie Slob nu eindelijk een dergelijk onderzoek toegezegd. Dit onderzoek, samen met een vereenvoudiging van de bekostiging, moet ertoe leiden dat de onduidelijkheid over het geld in het onderwijs stopt en hopelijk ook zal leiden tot een einde aan ongenuanceerde uitspraken en uit het verband gerukte artikelen in zelf de kwaliteitskranten.

(De afbeelding boven toont de School met de Bijbel in 1920. Toen was geluk heel gewoon…)