Jan Hof is met zijn 89 jaar waarschijnlijk de oudste, nog volop actieve journalist van Nederland.

Deze week gaat hij in overleg met het herinneringscentrum Kamp Westerbork over zijn idee om daar een monument op te richten voor zijn joodse klasgenoot Elsie Smit. Het meisje werd in 1943 vergast in Sobibor.

Hof is onlangs een uitgeverij gestart en zit nu middenin de voorbereiding van de eerste boeken.

Samen met zijn vrouw Leni maakt hij nu al veertien jaar het Asser Journaal, een nieuwssite die niet alleen informeert over Assen maar die ook alle ontwikkelingen kritisch volgt.

“Ik ben een journalist die niet schuwt om een mening naar buiten te brengen of de gemeente op zijn kop te geven. Voor De Waarheid maakte ik in 1946 mijn eerste verslag van een gemeenteraadsvergadering. Dat was in Jisp. Ik zie het zo weer voor me, de mannen die aan tafel zitten te overleggen. Als je me zou vragen is er sindsdien veel veranderd?’ dan is het antwoord nee. Er gaat nog steeds weinig inspiratie uit van gemeenteraden. Er worden zelden gedurfde initiatieven genomen.”

De grootste krant van Nederland
Een typediploma bracht Jan Hof in contact met de Zaanse jongerenafdeling van de toenmalige Communistische Partij Nederland. Een buurjongen vroeg of hij de stencils wilde tikken van het krantje. Natuurlijk geen probleem. En als er te weinig berichten waren dan was Jan niet te beroerd om er een paar te schrijven.
Langs deze weg kwam het contact met De Waarheid tot stand, in de eerste jaren de Tweede Wereldoorlog de grootste krant van Nederland die door zijn verzetsverleden ook veel lezers had die het communistische gedachtengoed niet aanhingen.

“Wij lazen thuis ook De Waarheid, terwijl mijn ouders van christelijken huize waren.”

In de week dat hij examen deed voor de middelbare handelsschool aan de Zeemansstraat in Zaandam schreef hij ook zijn eerste verslag voor De Waarheid van een bijeenkomst in de Havenbuurt.

“Ze vroegen dat aan mij, omdat ik daar aanwezig was geweest. Sterker nog. Ik leidde die bijeenkomst als conferencier. Ik herinner me nog de laatste zin van mijn eerste verslag: Er was een vlotte presentatie.”

De journalistiek in
Voor Jan stond de toekomst was. Hij moest en zou de journalistiek in, maar In de naoorlogse jaren waren er bijna geen vacatures op de redacties. Er verschenen maar weinig kranten en door de papierschaarste was het aantal pagina’s beperkt. Toen de Zaanse redactie van De Waarheid Jan een baan aanbood, hapte hij meteen toe.

“De redactie was op de Zuiddijk gevestigd boven de meubelzaak van Löwenstein. Nee, begeleiding kreeg ik niet. De drie journalisten die hier werkten, waren ook geen professionals, maar waren gekozen vanwege hun verdiensten voor het verzet en hun trouw aan de partij. Ik schreef op wat ik dacht dat ik moest schrijven. Ik was gelukkig wel redelijk goed in Nederlands.”

Zijn eerste voetbalverslag voor De Waarheid leidde tot een toegangsverbod voor de velden van ZFC. Een kritische beoordeling van het spel van een van de gebroeders Molenaar viel bij deze toenmalige sterspeler niet in goede aarde. Voor een enthousiaste aanhanger van ZFC was dit een onthutsende, maar tegelijk leerzame ervaring in de omgang met de bobo’s uit de sportwereld.

De Waarheid
Het sporthart van Jan sloeg bijna op hol toen De Waarheid hem een functie aanbood op de sportredactie in Meppel die de sportactiviteiten in de vier noordelijke en oostelijke provincies onder haar hoede had. Hij heeft het aanbod uiteindelijk niet aangenomen, omdat hij het riskant vond om in een paar dagen helemaal naar Meppel te verhuizen en hij was bang dat zijn ervaringen te kort zouden schieten. Wat wonderlijk was, omdat hij daarna bij de Volkskrant solliciteerde naar de functie van correspondent in Brussel. Hij schreef dat hij weliswaar jong was, maar het werk zeker aan kon en enorm gemotiveerd was om het te doen. “Ik heb nooit antwoord gekregen.”

Een paar weken later ontsloeg De Waarheid Jan, omdat hij nooit de vergaderingen van de partij bijwoonde. Omdat in die tijd Nederland politionele acties ondernam om zijn gezag in Indië te handhaven, besloot Jan om naar de kweekschool te gaan. Deze studie en de behoefte aan leerkrachten in herrijzend Nederland zorgde voor vrijstelling van de dienstplicht. Toen Jan ’s avonds aan tafel zijn ouders vertelde dat hij de lerarenopleiding ging volgen, was het even stil: “Dat was heel ongebruikelijk voor een arbeidersgezin.”

Jan combineerde zijn studie met freelancewerkzaamheden voor Het Vrije Volk, de socialistische krant die uiteindelijk de koppositie van De Waarheid overnam en in de jaren zestig ten onder zou gaan aan een ingewikkeld en duur editiestelsel en gebrek aan uitgeefkennis bij de partijgenoten die vanwege hun verdiensten voor de PvdA goed betaalde, leidinggevende functies kregen.
Daarna begon hij aan zijn loopbaan als radiojournalist bij de AVRO. Als politiek redacteur in Den Haag, op zondag zat hij altijd langs de lijnen op de voetbalvelden.

“Ik heb mijn hele leven altijd elke dag gewerkt. Hoewel ik altijd zeg: ik heb nooit gewerkt. Ik heb alleen maar leuke dingen gedaan. Als eindredacteur Jan de Visser onverwacht snel iemand nodig had, dan belde hij mij. Hij wist dat hij dan geen mama aan de lijn kreeg die meteen begon te klagen dat het een schande was en dat haar man veel te veel uren maakte voor veel te weinig geld.”

Oeuvre over de Tweede Wereldoorlog
Tussen al deze bedrijven door bouwde Jan ook een oeuvre op van een tiental boeken die over de Tweede Wereldoorlog en het verzet gingen. Hierdoor herinnerde hij zich opeens Elsie Smit, een meisje van de lagere school in Zaandam, een spring-in-het-veld die een oogje op hem leek te hebben. In 1943 was zij, veertien jaar oud, opeens uit zijn leven verdwenen. De vraag die hem steeds meer ging bezighouden, was ‘wat is er met Elsie gebeurd?’ Het herdenkingscentrum Kamp Westerbork kon daar snel antwoord op geven: zij was vanuit dit kamp met haar familie op transport gegaan naar Sobibor om daar in de gaskamer te eindigen. Jan wil dat wij Elsie, en met haar alle kinderen die in Tweede Wereldoorlog zijn vermoord, herdenken met een bescheiden monument. Liefst samen met de gemeente Zaanstad, omdat zij daar geboren is en veertien jaar heeft geleefd. Hij doet dat met de gedrevenheid, waarmee hij al zijn ideeën en plannen uitvoert.

Asser Journaal

Veertien jaar geleden startte hij, zonder enige kennis van digitale zaken, het Asser Journaal als de eerste nieuwswebsite van in ieder geval de noordelijke provincies “en misschien wel van heel Nederland”. Aan dit avontuur lag een principiële en praktische overweging ten grondslag. De Provinciale Drentse en Asscher Courant ging samen met de concurrent Dagblad van het Noorden.

“Er bleef in Assen maar één krant over. Zonder concurrentie. Dat is niet goed voor de kwaliteit en de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening. Twee redacties bieden meer kritisch vermogen om de lokale en regionale overheid te volgen. Vanuit die overtuiging ben ik samen met mijn vrouw Leni het Asser Journaal begonnen. We hebben heel lang elke dag minstens vier stukken gepubliceerd.”

Omdat Jan ook actief betrokken was bij de organisatie van verschillende culturele activiteiten in Assen, had hij met één krant minder kans om zijn persberichten geplaatst te krijgen. In die leemte voorziet zijn nieuwswebsite. Inmiddels heeft hij zijn inzet op een iets lager pitje moeten zetten, omdat hij slechtziende is geworden en aantal maanden geleden een attaque kreeg.

“Ik heb na het verblijf in het ziekenhuis opnieuw moeten leren lopen. Dat lukt me nu aardig, maar ik heb wel de hulp nodig van een rollator.”

Waarom zou ik met pensioen gaan?
Voorlopig heeft Jan geen doorslaggevende reden om te stoppen met werken.

“Waarom zou ik met pensioen gaan? Dat kan niet, omdat ik nog zoveel niet heb gedaan. Reizen? Ik heb jarenlang een veel te duur jacht gehad, waarmee we veel hebben gezien. (Hij schreef erover in de Vaarkrant van De Telegraaf.) Mijn vrouw en ik zijn de enigen die op een scooter, een Vespa, een wereldhuwelijksreis hebben gemaakt. Twintig maanden lang, met een snelheid van zestien kilometer per uur. Dat kan niemand ons meer nadoen, omdat wij in landen zijn geweest waar je nu niet meer in komt. Dat leverde zesentwintig reportages voor de Margriet op. Mijn vrouw schreef ze en ik maakte de foto’s. We hoeven niet meer op reis, want we hebben alles al gezien. Ik heb in mijn leven met zoveel mensen samengewerkt en gesproken dat ik voor de rest van mijn leven meer dan voldoende herinneringen heb. Soms kom ik weleens bekenden uit het verleden tegen. Weet je dat ik dan schrik: wat zijn ze oud geworden. En vraag ik me af: zou ik ook zo’n oude indruk maken?”

Door Jaap de Jong