Hoe kom je aan een kat? Columniste Ruth Pos schreef daar een paar weken geleden over.

Eenvoudig was dat niet: diverse asiels werden bezocht, via de katten-matchingsite van de Stichting Verhuisdieren werd een zoekprofiel aangemaakt waarop onderzoek naar de achtergrond en karaktereigenschappen via de mail volgde.

Na rijp beraad nam Ruth de volgende stap: een echte date (en met succes).

Ik vond deze foto, en kan niet anders concluderen: vroeger ging dat anders.

Door Piet Bakker

Dit ben ik op de foto. De kat heet Mau Mau, een grapje van mijn vader. In de tijd van onze geboorte (de kat en ik kwamen op dezelfde dag ter wereld) woedde in het Oost-Afrikaanse Kenia een opstand van de Mau Mau, een guerrillabeweging die zich richtte tegen de Britse koloniale overheersing door het plegen van gewelddadige overvallen op afgelegen boerderijen.

Onze Mau Mau was pikzwart en sliep (aldus mijn moeder) het liefst in mijn wieg (wat niet mocht). Maar hoe kwamen we aan hem?

De dag na mijn geboorte ging mijn vader bij de buren langs om hen van het heuglijke nieuws op de hoogte te brengen. Een buurman vertelde hem bij dat gesprek dat hij ook ‘aanwas’ had, een nest jonge katten, die hij die middag nog ging ‘verzuipen’ (zo heette dat bij ons op het dorp). Daarop redde mijn vader er eentje van de verdrinkingsdood.

Daarna hebben we nog diverse katten gehad. Meestal via toeval, bij de Open Boerderijdag pikten we er eentje op bij boer Bax in Westzaan, die kreeg weer jonkies waarvan we er eentje hielden en dat herhaalde zich totdat de op één na laatste naar de dierenarts moest vanwege ondraaglijk lijden.

Dat deze nog leefde was sowieso een wonder. Haar moeder (nazaat van de Bax-kat uit Westzaan) had het leven aan vier katjes geschonken waarvan er elke dag eentje dood ging. Dat was drie maal een droeve mededeling aan de keukentafel en een vers gedolven kattengrafje in de tuin. Bij de vierde hadden we er weinig vertrouwen in, maar merkwaardig genoeg weigerde deze het op te geven. Ondanks haar zwakke gestel, groeide ze niet echt. Vanwege haar geringe omvang werd ze Kruimel genoemd.

De katloze periode kwam ten einde toen onze buren een nieuwe kat kregen. Ze hadden er eentje op het oog op Texel, waar hun familie woonde. De buurvrouw meldde dat er voor één poesje nog geen baasje was, dus: “doe ons die maar”.

Daar kwam ook geen katten-Tinder aan te pas. Gelukkig maar, we kregen na toezegging wel een foto van onze nieuwe huisgenoot en snel werd duidelijk waarom deze was overgebleven. Zo’n lelijke kat hadden we nog nooit gezien. Het was net of ze uit minstens vijf andere exemplaren was samengesteld. Ik wilde haar eerst ‘Frank’ noemen, naar het monster van Frankenstein, maar die naam kwam niet door de keuring.

We haalden de tot dusver naamloze kat in Texel op. Tussen De Cocksdorp en de pont, op de pont, en tussen Den Helder en Zaandam stegen er uitsluitend klaaglijke geluiden op uit de mand, ik zei het niet hardop maar dacht het wel: “een lelijke jankerd”.

Dat bleek na verloop van tijd mee te vallen, ‘Pluk’ ontwikkelde zich tot een aanhankelijke lastpost, precies zoals katten horen te zijn.

Maar een knapperd werd het nooit…