Begin deze maand kwam een fietser in Wormer om nadat hij op een ‘fietspaaltje’ was gebotst.

Ik zet ‘fietspaaltje’ tussen aanhalingstekens. Een fietsenstalling is voor fietsen en een fietspad is voor fietsers. Maar een fietspaaltje? Dat is vooral tegen fietsers.

Het dodelijke slachtoffer in Wormer was niet de eerste. In de Oostzijde overleed vorig jaar een bromfietser na een botsing met zo’n paaltje. Behalve doden eisen de paaltjes ook gewonden. In de Havenstraat in Zaandam dit jaar nog. En in Wormer kwam in 2015 een fietser om nadat hij de betonnen rand had geraakt die fietsers tegen auto’s moest beschermen.

Want daarom zijn die paaltjes en randen er: niet voor de fietsers, maar tegen de automobilisten.

Die laten zich niet weerhouden door bordjes, versmallingen en verboden. Die moeten fysiek gestopt worden. Met een paal, een poller of een betonnen stootrand. Ze laten zich niet altijd door paal of poller tegenhouden: ze gaan er tegenaan of erlangs.

Is het onnozelheid of koele berekening? Het eerste (borden niet gezien, voor het eerst op die plek) is eigenlijk niet zo’n probleem, die kom ik liever tegen dan een paaltje. Maar de notoire doorrijders, de groep die denkt dat al het asfalt voor hen is en de bestuurders die weten dat de kans op een bekeuring 0,01 procent is, zijn de echte bedreiging. En omdat die wegens het ontbreken van handhavings-capaciteit (prioriteit?) niet gestopt kunnen worden, krijgt de fietser de rekening gepresenteerd in de vorm van overal opduikende – gevaarlijke – paaltjes? De omgekeerde wereld.

Fietsers die tegen een anti-auto-paal botsen zijn slachtoffers van het autoverkeer.