“Regelmatig lees ik op De Orkaan artikelen over drugspanden, vooral over het oprollen door de politie en later het sluiten van zo’n pand door de burgemeester. Hetzelfde is ons maar liefst tweemaal overkomen.”

Zo begint een verhuurder zijn verhaal, dat wij in december plaatsten onder de kop: ‘Drugspand: Het relaas van ‘zo’n verhuurder’’

Burgemeester Jan Hamming heeft met artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om panden te laten sluiten en daar maakt hij rijk gebruik van.

Uit het relaas van de verhuurder komt naar voren dat door sluiting van de panden niet alleen wietkwekers, handelaren of snelle vastgoedjongens m/v worden geraakt, maar ook particulieren of kleine ondernemers die denken hun eigendom fatsoenlijk te kunnen verhuren.

Hoewel Juliette Rot (Democratisch Zaanstad) van mening is dat artikel 13b ‘op zich een goed instrument is, dat in het verleden in Zaanstad wellicht te weinig is toegepast’ rezen er naar aanleiding van het verhaal van de verhuurder wel vragen:

‘wat is het effect van de maatregel (buiten de uitstraling) op de aanpak van ondermijning. Verplaatsen criminelen zich niet gewoon naar een andere locatie en laten zij gedupeerde verhuurders achter met de schade en een slechte naam?’

Ook stelt Rot dat de verhuurder door een omgekeerde bewijslast altijd met 1-0 achterstaat.

Lees hier de vragen 1:1 die zij het college zond:

Schriftelijke vragen inzake toepassing Opiumwet voor het sluiten van panden binnen Zaanstad

Zaanstad, 4 maart 2019

Geacht college,

Op 6 december 2018 plaatste ‘De Orkaan’ een artikel met de titel ‘Drugspand: het relaas van ‘zo’n verhuurder’. Naar aanleiding van dit artikel stelt de fractie van Democratisch Zaanstad uw college schriftelijke vragen in het kader van artikel 51 vragen van het Reglement van Orde van de gemeenteraad van Zaanstad.

Democratisch Zaanstad is van mening dat het instrument dat de burgemeester in handen heeft ingevolge artikel 13b van de Opiumwet, op zich een goed instrument is, dat in het verleden in Zaanstad wellicht te weinig is toegepast. Democratisch Zaanstad vraagt zich echter wel af wat het effect van de maatregel is (buiten de uitstraling) op de aanpak van ondermijning. Verplaatsen criminelen zich niet gewoon naar een andere locatie en laten zij gedupeerde verhuurders achter met de schade en een slechte naam?

Vaste rechtspraak in het bestuursrecht is, dat “van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming, als hennepkwekerij wordt gebruikt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt” (uitspraak van 7 december 2011 in zaak nr. 201104223/1/H4). Op het eerste gezicht lijkt dit een niet meer dan logische zorgplicht die een verhuurder nu eenmaal heeft. Als echter wordt gekeken hoe deze zorgplicht wordt uitgewerkt blijkt dat in de rechtspraak de bewijslast omgekeerd wordt: de verhuurder staat dus van meet af aan met 1-0 achter. Met artikel 13b van de Opiumwet kan de burgemeester panden laten sluiten. Tevens heeft de burgemeester de bevoegdheid om de sluitingsduur te bepalen. Dat kan dus betekenen dat gelijke overtredingen in verschillende gemeenten op verschillende wijze worden bestraft en objectieve controle van de maatregel bemoeilijkt wordt.

De burgemeester maakt veelvuldig gebruik van voornoemde bevoegdheden. In het artikel van ‘De Orkaan’ is het verhaal opgetekend van een gedupeerde verhuurder van een pand buiten Zaanstad. Bij Democratisch Zaanstad is al eerder de vraag gerezen hoe de verhuurder kan aantonen dat hij of zij niets van de hennepkwekerij wist en dat hij of zij niets van de hennepkwekerij kon weten, zeker, als via een reguliere makelaar wordt verhuurd, zoals in de aangehaalde situatie. De rechtspraak laat zien dat bij de beoordeling van deze vraag diverse factoren van belang zijn. De belangrijkste factoren zijn hierbij:

  • Heeft de verhuurder het verhuurde (al dan niet meerdere malen) gecontroleerd?
  • Is er een schriftelijke huurovereenkomst, een kopie van het identiteitsbewijs van de huurder, een salarisstrook en/of een uittreksel uit het GBA dat een huurder daadwerkelijk is ingeschreven op het adres (voor zover het om een woning gaat)?
  • Is de huur contant of per bank ontvangen?
  • Was de hennepkwekerij op een relatief eenvoudige wijze te ontdekken (waren er bijvoorbeeld aan de buitenzijde van het

verhuurde al indicaties voor aanwezigheid van een hennepkwekerij)?

  • Hebben we te maken met een professionele of een particuliere verhuurder?
  • Is er een deugdelijke administratie bijgehouden van de ontvangen huurbedragen?

De maatregel wordt zonder tussenkomst van de rechter opgelegd, tenzij een verzoek om Voorlopige Voorziening is ingediend. Dat maakt dat een uiterst zorgvuldig proces noodzakelijk is. Nu is het zo dat na de aanzegging van sluiting wel een verweer kan worden gegeven maar er is geen sprake van een bezwaar -en beroepsprocedure, belanghebbenden worden dus niet gehoord. Ook qua informatievoorziening is niets geregeld, terwijl gedupeerden geconfronteerd worden met schade, opnieuw afsluiten van energiecontracten, huurderving, enkel toegang tot hun pand op afspraak voor korte tijd en een openbare veroordeling waar je niets aan kunt doen. Op termijn zal dit ertoe leiden dat pandeigenaar zullen stoppen met verhuur en overgaan tot verkoop.

  1. Wat voor effect heeft het toepassen van de maatregel tot nu toe in Zaanstad gehad?
  2. Wat voor soort panden worden het vaakst gesloten in Zaanstad vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij/drugslab?
  3. In welk segment (particulier/MKB etc.) zijn eigenaren/verhuurders actief?
  4. Zijn er voorbeelden in Zaanstad bekend van gedupeerde verhuurders? Zo ja, hoeveel situaties zijn uw college bekend?
  5. Is uw college het met ons eens dat verschillen in de wijze waarop gelijke overtredingen tussen gemeenten worden behandeld of beoordeeld, objectieve controle van de maatregel bemoeilijkt en dat dit onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is uw college voornemens om dit vraagstuk te delen met andere gemeenten?
  6. Op welke wijze wordt door Zaanstad gebruik gemaakt van de (niet uitputtend opgesomde) factoren bij de beoordeling van de vraag hoe de verhuurder kan aantonen dat hij of zij niets van de hennepkwekerij wist en dat hij of zij niets van de hennepkwekerij kon weten?
  7. Hoe gaat het proces in zijn werk als de gemeente verhuurder is van een pand en later blijkt dat de huurder malafide is?
  8. Is uw college met ons van mening, gezien de zwaarte van de maatregel, dat Zaanstad zou moeten beschikken over een bezwaar -en beroepsprocedure voor belanghebbenden? Zo nee, waarom niet?
  9. Werpt het relaas van de aangehaalde pandeigenaar, waaruit blijkt dat alleen de verhuurder wordt geraakt en niet de drugsproducent, een ander licht op de gevolgen van de maatregel? Zo nee, waarom niet?
  10. Is uw college met ons van mening dat de gemeenschap een maximale inspanning zou moeten verrichten om malafide huurders te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
  11. Is uw college bij machte om er bij de politie op aan te dringen om een maximale inspanning te verrichten om malafide huurders te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
  12. Is uw college met ons van mening, dat belanghebbenden kenbaar gemaakt moeten worden waar zij informatie kunnen vergaren over vraagstukken ten gevolge van de sluiting van hun panden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze denkt uw college dit vorm te geven?
  13. Is uw college van mening dat er een uitzondering gemaakt moet worden in geval het een sociale huurwoning betreft, dit onder voorwaarde dat de in overtreding zijnde huurder vertrokken is en niet meer terugkeert?

Namens Democratisch Zaanstad, Juliëtte Esmée Rot