Kunt u zich uw eerste leesboekje nog herinneren?

Ik kreeg het voor mijn zevende verjaardag toen ik nog maar net kon lezen. De titel luidde Anneke en de sik en de schrijver was W. G. van der Hulst. Toen ik het uit had, wilde ik meteen een nieuw boek lezen en werd lid van de bibliotheek in de Vinkenstraat.

Waar mijn leesvaardigheid tekortschoot, was er altijd de stem van mijn vader, die mij, mijn broertje en mijn zusje voorlas. Meestal goed op toon en nogal theatraal, want hij speelde toneel bij toneelvereniging Verkade.  Alleen Pinkeltje kon hem niet bekoren, dat las hij voor op een saaie dreun. Toen ik eenmaal goed kon lezen, was ik vaak afwezig; niet lijfelijk want de slaapkamertjes op de Willem Brinkmanstraat waren klein en koud. De wereld kwam naar mij toe als ik De kinderen van de grote fjield las of Het paard zonder hoofd.  Het Japanse kinderboek Duizend kraanvogels nam me mee naar Hiroshima en Nagasaki, en Cor Bruyn bracht me weer thuis aan de Zaan.

Deze herinneringen overvielen mijn toen ik hoorde dat de kinderen van nu niet graag meer lezen. Er werden verscheidene oorzaken genoemd, en natuurlijk kreeg IPad de schuld. Ik vind dat te makkelijk. Ik ben van mening, dat de bedrijvigheid en het ongeduld van ouders debet zijn aan de tanende interesse voor literatuur. Kinderen worden niet zomaar enthousiast van papier, maar wel van spannende verhalen. Verteld door ouders of grootouders. Ook de aanwezigheid van boeken nodigt uit. In veel huizen neemt de open haard of een groot televisietoestel de plaats in van een boekenkast. Ik voel diep medelijden met de kinderen, die het genot van voorlezen en zelf lezen wordt onthouden. Mijn kleindochters hebben bij oma en opa een eigen boekenhoek, laag bij de grond en uitnodigend. Favoriet is: Wie heeft de kokosnoot afgepakt? Hoewel ik hun keuze niet begrijp, lees ik het toch op toon en zorgvuldig voor. Elk foutje in mijn voordracht wordt streng gecorrigeerd, want ze kennen het verhaal uit hun hoofd.