De gemeente Zaanstad verwacht volgend jaar bijna een kwart miljoen binnen te halen met de nieuwe Vermakelijkheden Retributie (VMR) op de Zaanse Schans.

Dat bedrag is gebaseerd op natte vinger-vingerwerk en onjuiste interpretatie van onderzoeksgegevens.

De dreiging van een VMR hangt de Zaanse Schans al ruim een jaar boven het hoofd. Zaanstad wil geld zien omdat ze naar eigen zeggen € 800.000 per jaar investeren op de Zaanse Schans.

Omdat alleen de molens, de musea en de rondvaarten zouden betalen (die verkopen immers kaartjes waarop je belasting kan heffen) en de horeca en souvenirwinkels buiten schot zouden blijven, was er grote weerstand tegen het plan. Zaanstad verleende uitstel als partijen op de Schans zelf met een plan zouden komen. Als dat niet gebeurt voert Zaanstad alsnog de VMR in.

In die plannen – die ingaan op 1 februari 2021 als er geen alternatief is – wordt uitgegaan van een opbrengst van € 240.000. Dat is veel minder dan € 800.000, maar Zaanstad heeft kosten voor crowdmanagement geschrapt en komt nu uit op € 668.000. De gemeente gaat bij de Rijksoverheid het verschil van € 428.000 ‘declareren’ omdat er minder toeristen zijn.

€ 240.000?

Vorig jaar ging men nog uit van 3,2 miljoen kaartjes in 2021 maar door de coronacrisis verwacht Zaanstad dat het bezoek niet meer dan 30 procent daarvan zal worden: 960.000 verkochte kaartjes.

Hoe de gemeente aan die 30 procent komt? Het is gewoon zo:

“Ten gevolge van de beperkingen naar aanleiding van corona, is het verwachte aantal bezoekers van een vermakelijkheid in 2021 echter bijgesteld op 30% van 3,2 miljoen: 960.000.”

Die 960.000 kaartjes is volgens Zaanstad gebaseerd op onderzoek dat uit zou wijzen dat elke bezoeker van de Zaanse Schans 1,5 betaalde attracties bezoekt. Het gaat dus om 640.000 bezoekers.

€ 64.000!

In dat ‘Strabo Passantenonderzoek Zaanse Schans 2017’ staat echter heel wat anders: 40 procent van de bezoekers bezocht in 2017 een molen en 4 procent een museum (en toen was molen de Huisman nog gratis). Een percentage van 40 procent dus. 40 procent van 640.000 is 256.000 en dat brengt € 64.000 op als op elk kaartje een kwartje wordt gelegd.

Daar kan nog wat bijkomen vanuit rondvaarten, fietsverhuur en rondleidingen maar dat gaat uiteraard niet om tonnen.

144 procent

Toen we vorig jaar Zaanstad vroegen naar de 1,5 attracties die elke bezoeker zou bezoeken verwezen ze naar een andere tabel in het rapport. De redenering was als volgt: 71 procent kwam voor de molens en die bezochten dus ook een molen volgens Zaanstad (dat uit de gegevens bleek dat slechts 40 procent daadwerkelijk een molen bezocht deed niet ter zake).

Bijna de helft van de bezoekers (48 procent) zei voor het landschap te komen. Die gingen volgens Zaanstad allemaal – dus ruim een miljoen – een rondvaart maken of een fiets huren.

Bijna een kwart (23 procent) kwam voor oude ambachten en die gingen allemaal naar het Zaans Museum volgens de gemeente. Dat zou dus in 2017 om een half miljoen mensen zijn gegaan (in werkelijk ging het om minder dan 100.000 bezoekers). De afdeling Toerisme telde al deze percentages op: 144 procent, rondde dat naar boven af en concludeerde dat elke bezoeker 1,5 kaartje ging kopen. Wishful thinking noemden we dat destijds.

Zelfs de toenmalige wethouder Sanna Munnickendam zag snel het belachelijke van deze berekening in: “we zijn al blij als we de helft binnen halen”. Haar opvolgers hebben die boodschap niet meegekregen.

Omdat de berekening op basis van onjuiste gegevens is gemaakt is de claim bij het Rijk van € 428.000 ook dubieus. Zaanstad gaat hier geld declareren dat ze in werkelijkheid nooit ontvangen zou hebben.