In Vroege Vogels hoorde ik de aankondiging van de ‘Week van de Biodiversiteit’. Ik dacht meteen: nu kan ik luisteren naar berichten uit het land, maar ik kan net zo goed mijn wandelschoenen aantrekken en zelf op pad gaan.

Zo gezegd, zo gedaan. Mijn eigen opdracht: vanaf de Dorpsstraat in Assendelft zo’n 10 kilometer lopen en onderweg 100 soorten herkennen, waarvan 10 opvallende.

Vanaf het deel van de Dorpsstraat dat nog niet is opgeslokt door Saendelft, sta je binnen drie minuten in het veenweidegebied. Weliswaar is het landschap strak gemaaid en netjes geknipt, maar juist dat biljartlaken maakt het tellen makkelijk. De Grutto (1) vliegt je tegemoet, samen met de Tureluur, Scholekster en Kievit.

Om de hoek, richting de Zuiderweg, waar het wandelpad is verdwenen door gemeentelijk onderhoud en kabelaanleg, moet je op de weg lopen. Daar staat een Ooievaar (2), en vier Reigers – best veel voor een zondagochtend.

Het gemaaltje bij de Buitenkaaik had een storing, en in deze droge tijd is er zo’n 30 cm weggepompt. Daardoor staan de sloten droog en zit er veel te weinig water in de maalsloot. De Ooievaar en Reigers ruimen de kleinere vis op – zoals de Bittervoorn (3), de Tiendoornige Stekelbaars en Zoetwaterkreeften – terwijl grote Karpers spartelen in doodsnood. Eén van die Karpers is een Spiegelkarper, die hier niet thuishoort en dus uitgezet moet zijn. (*)

Langs de Genieweg is het een kabaal van jewelste. Op het pas ingezaaide maisveld zitten vier Kievit-ouders achter ‘iets’ aan. Dichterbij gekomen blijkt het een Hermelijn (4) te zijn, die de weg oversteekt, in de sloot plonst en verder schiet.

Verderop langs de Stelling staat in de zoete hoogwatersloot het Waterdrieblad (5) in bloei.

Langs de Vuurlinie zijn vooral verstoringsindicatoren te vinden, want daar is vorig jaar gewerkt. Aan een platgereden dier – een ‘road-pizza’ – is te zien dat ook de Rugstreeppad (6) daar voorkwam.

Bij de inlaat van de bijna drooggevallen blokbemaling is te zien dat het Waterschap via telematica de inlaat heeft opengezet. Het gevolg: een flinke stroming met een drijflaag van blauwalgen. Zie foto. Een Aalscholver jaagt op visjes die deze ‘glijbaan’ genomen hebben en nu niet meer wegkomen.

Rond het gasstation zie ik, naast veel ganzen met jongen, ook een Slobeend (7) zwemmen in de vijver van de golfvereniging. Dat levert niet veel nieuws op, en de Vos die daar vaak zit, laat zich niet zien. Terug langs de Communicatieweg zie ik meer van hetzelfde.

Ik heb wel mijn kilometers gehaald, maar niet mijn zelfopgelegde bioquotum. Dus ga ik nog maar even op pad voor het Zaanse Biodiversiteitsonderzoek. In het Hapé-park zitten twee Nachtegalen (8), maar er staat bijna geen water in de sloot – en vissen zijn er al helemaal niet. Wel groeien er Heen en een geïsoleerde Zeeaster of Zulte (9), nog niet in bloei, maar als eenzame zoutindicator toch een levend signaal.

Thuisgekomen besef ik dat ik geen 100 soorten heb waargenomen, maar ruim 70. Ook de 10 bijzondere soorten heb ik niet gehaald. Dus gooi ik nog maar even een schepnet in het water en haal het Blaasjeskruid (10) boven – een vleesetende plant uit de sloot achter SVA. Terwijl ik mijn spullen opruim, zoemt er een Kolibrievlinder in mijn tuin.

Welke soorten heeft u gezien, en welke had u zeker niet verwacht?

(*) de Karpers die droogvielen zijn overgezet.

Door: Hans Roodzand, Aquatisch ecoloog