Deze week keren we voor de Fototijdreis terug naar Jisp waar aan Dorpsstraat 2 en 4 twee witte villa’s staan. Aan de overkant, op nummer 7, staat nog een derde witte villa.

De tijd staat niet stil. Er wordt gebouwd en gesloopt, straten verdwijnen, nieuwe wijken verrijzen. Winkels gaan weg, bedrijven sluiten, groen maakt plaats voor nieuwbouw. De Zaanstreek is de afgelopen decennia sterk veranderd. De Orkaan brengt dat in beeld. Op één plek die in het verleden op de foto is gezet, maken we nu opnieuw ‘dezelfde’ foto. Zoek de verschillen…

De oude foto is afkomstig uit de beeldbank van de Zaansche Molen. Bert Versteeg maakte de eigentijdse foto en zorgde voor de achtergrondinformatie. Vandaag: voor in het dorp Jisp drie villa’s.

Villa’s familie Wildschut

De drie villa’s voor in Jisp zijn gebouwd voor de familie Wildschut, een bekende burgemeestersfamilie uit Jisp. Tussen 1811 en 1989, het jaar waarin de gemeente Jisp opging in de gemeente Wormerland, waren er dertien burgemeesters in het dorp, waarvan vijf uit deze familie.

Johannes Wildschut werd in 1817 burgemeester. Hij was daarnaast olieslager bij de Jisper oliemolens De Herder en De Walvisch. Ook was hij burgemeester van Wijdewormer. Hij was olieslager geworden doordat hij in 1811 trouwde met Dieuwertje Couwenhoven, de dochter van Willem Couwenhoven.

Willem Couwenhoven was in 1777 getrouwd met Trijntje Bettelem. Haar vader was firmant van de olieslagers- en walvisrederij Bettelem & Zn., waarin Willem in 1784 werd opgenomen. De firma Bettelem & Zn. werkte met vier oliemolens.

Na het overlijden van Willem Couwenhoven erfde Trijntje de genoemde twee molens. De andere twee, De Bruinvisch en De Meeuw, die ook in Jisp stonden, gingen naar haar zuster Geertje. Zij was getrouwd met de Koger olieslager Adriaan Honig.

Johannes overleed in 1845 en werd opgevolgd door zijn zoon Adrianus, die ook burgemeester van Wijdewormer (vanaf 1852) en tussen 1852 en 1854 burgemeester van Wormer was. In 1859 overleed Adrianus plotseling, waarna zijn broer Cornelis burgemeester werd.

Cornelis en zijn vrouw gingen wonen in de in 1864 gebouwde villa op nr. 2. Een jaar later werd villa Sonnevanck op nr. 4 gebouwd. Ook de witte villa op nr. 7 werd in 1865 gebouwd voor de weduwe van Adrianus Wildschut, Elizabeth Bremer.

Na het overlijden van Cornelis in 1903, en omdat hij en zijn vrouw kinderloos bleven, werd hij opgevolgd door zijn neef Johannes Wildschut, die in villa Sonnevanck woonde. Cornelis en Johannes waren ook burgemeester van Wijdewormer. Toen Johannes in 1918 overleed, werd zijn zoon Cornelis burgemeester.

Deze Cornelis trouwde in 1906 met de Zweedse Signe Helena Lindahl, die de villa de naam Solbacka gaf, hetgeen Zweeds is en “met de zon in de rug” betekent. In 1923 kreeg Cornelis eervol ontslag, omdat het niet meer mogelijk was een eigen bedrijf te hebben en burgemeester te zijn. Als beloning kreeg Cornelis van de gemeente Jisp een schemerlamp als afscheidscadeau.

Villa Solbacka werd voor FL 7.000 gekocht door de gemeente en zou als ambtswoning voor de nieuwe burgemeester, Willem Voster, gaan dienen.

Op 19 juni 1923 schonk de heer Jacob Vis Gz. een dienblad aan de gemeente Jisp, waarop een traankokerij met daarachter een stijfselfabriek stond afgebeeld. Deze traankokerij werd omstreeks 1642 gebouwd door Cornelis Gerritz. De Lange, op de plek waar 222 jaar later villa Solbacka zou worden gebouwd.

In 1646 kreeg hij een schrijven dat hij ‘zijn traan mocht blijven zieden bij z’n stijfselhuis, totdat de overlast van stank te groot zou worden en hij de kokerij moest verplaatsen’. Daarmee ging hij akkoord. Binnen drie maanden ontving hij een dergelijke brief.

In een traankokerij werd het weefsel van baleinwalvissen uitgekookt, waardoor olie vrijkwam. Deze olie werd onder andere gebruikt als lampolie, grondstof voor zeepfabricage, het maken van kaarsen en als smeermiddel.

Oliemolens familie Wildschut

De Walvisch was een van de oudste oliemolens van de Zaanstreek en werd gebouwd in 1611. Halverwege de 18e eeuw kwam de molen in bezit van Cornelis Bettelem, in 1792 van Willem Couwenhoven en vervolgens van de familie Wildschut. De olieslagerij was ondergebracht in de firma Wildschut & Co.

Na het overlijden van Cornelis in 1903 bleef de firma Wildschut nog enkele jaren met de molen werken, maar op 1 juni 1908 werd deze uit de verzekering gehaald. Een maand later werd De Walvisch gesloopt. De schuur bleef staan om als pakhuis te dienen en is in 1952 gesloopt. De molen stond in het verlengde van het Weiver, ongeveer halverwege het Zwet en de Noorderganssloot.

De Herder was een in 1695 gebouwde oliemolen die op de zuidelijke oever van ’t Zwet stond, ongeveer 200 meter ten westen van het Weiver. In 1727, toen het Olieslagerscontract (de verzekering voor oliemolens) werd opgericht, was de molen eigendom van Simon Bettelem, die ook met oliemolen De Ketel werkte.

Ook deze molen kwam uiteindelijk in bezit van de familie Wildschut. In 1904 werd hij gesloopt door de firma De Boer uit Oostzaan, waarna het achtkant en de kap verhuisden naar Willeskop in de provincie Utrecht en daar werden ingericht als korenmolen.

In 1986 verhuisden het achtkant en de kap voor de tweede maal, ditmaal naar Medemblik, waar hij in 1988 weer als korenmolen werd opgebouwd en in 1989 in bedrijf werd gesteld. Op de baard staan de jaartallen 1695, 1904 en 1989 geschilderd.

Nabij Sonnevanck en Solbacka zijn straten vernoemd naar De Walvisch en De Herder.

Ansichtkaart met villa Solbacka aan Dorpsstraat nr. 2 in Jisp, gemaakt tussen 1910 en 1914 (beeldbank de Zaansche Molen)
Villa Solbacka aan Dorpsstraat nr. 2 (Jisp) in 2025, Bert Versteeg

Bekijk hier alle fototijdreizen.

Tekst en foto 2025: Bert Versteeg. Bronnen: Zaans Industrieel Erfgoed, Beeldbank De Zaansche Molen, Gemeentearchief Zaanstad, Wikipedia.