Al van jongs af aan ben ik gefascineerd door de aal, paling of iel hoe u die gladjanus ook hebt leren noemen. Dat kwam niet in de laatste plaats omdat ik een opa had in Aalsmeer die palingvisser en palingroker was. 

Als zo’n fuik boven kwam met daarin die wriemelende massa aan alen, dat vond ik dan reuze spannend. Begin jaren 60 zaten er op de Westeinderplas wel zeven beroepsvissers, nu zit er daar nog een.

Mijn vader stroopte en peurde dat het een lust was en deed dat vooral in de Haarlemmermeer. Aal stond regelmatig op het menu of het nu gerookt was of ‘rechtop in het pannetje’ smakelijk waren ze. Later heb ik ze dankzij collega’s ook op zijn Volendams ‘met butter en eek’ leren waarderen.

Maar … in het begin van mijn beroepsmatige activiteiten ben ik gestopt met het eten van aal. Mijn mening is dat een soort die op de rode lijst staat niet op het menu hoort te staan. Je eet tenslotte ook geen panda of laaglandgorilla. Aal komt nog voor in de afgesloten polders omdat beroepsvissers glasaaltjes kopen en uitzetten. Die jonge aaltjes kosten, met een staatsinfuus gesubsidieerd, tot € 100 per kilo en op de zwarte markt wel het tienvoudige daarvan. Die koopaaltjes zijn wel aan de natuurlijke populatie onttrokken (vaak uit Frankrijk, voornamelijk de Golf van Biskaje). Bij ons worden die uitgezet in bijvoorbeeld de polder Westzaan. Assendelft en de Nauernasche Vaart kent geen beroepsvisser (meer) dus is de aalstand daar praktisch nihil.

Volgens de Visserijwet mogen die beroepsvissers als ze het aalvisrecht hebben na uitzetting van ‘hun’ aal ze dan weer terugvangen en verhandelen. Die alen gaan dus voor de dood weg en zo zijn er steeds minder om voor nageslacht te kunnen zorgen.

Begin jaren 80 had je in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal nog veertig beroepsvissers. Nu zijn dat er nog minder dan tien waarvan sommigen die uitgekocht op het IJsselmeer nu hun slag slaan op het binnenwater wat volgens mij de visdruk fors verhoogd. 

Die alen zijn er vooral minder door; de visserij, omdat de zeestromingen veranderen, de gemalen voor knakalen zorgen, het water helderder wordt. Alen komen binnen uit zee als de doorzichtige glasaaltjes en in hun levenscyclus verandert het uiterlijk (soms ook door specialisatie). Zijn glasalen nog doorzichtig tot circa 10 cm, dan heb je daarna de bami-alen die al bruin/zwart zijn en nog wel erg dun zijn. De in zoet water opgroeiende alen noem je rode aal, er zit geen rood aan, maar ze hebben een zwarte tot groene rug en een lichte buik. De volwassen geslachtsrijpe dieren hebben zilveren flanken en vaak een bredere bek. Na 15 jaar opgevet te zijn in de veenweide systemen vertrekken ze. Eerst de mannen (50 tot 60 cm) al in augustus/september als er veel waterbeweging is. De vrouwelijke schieraal (schier is grijs) zijn de geslachtsrijpe alen die in het najaar als er veel water is gevallen en veel stroming in de polder is naar het gemaal toe vertrekken naar zee. Die periode mogen ze vanwege de penibele situatie niet gevangen worden.

Nu zijn veel gemalen, zoals gemaal Nauerna, voorzien van vismigratie voorziening of zoals bij gemaal de Overtoom en de Schermerssluis is de schutsluis zodanig geautomatiseerd dat er alen ‘geschut’ worden. De alen proeven zout water en willen daarheen. Hoe zouter, hoe beter. Bij de Overtoom en op de Zaan is er een aantal jaren het project ‘Paling over de dijk’ gedraaid. Met de toenmalige beroepsvisser mocht ik meedraaien om die schieralen over de dijk te zetten in het Noordzeekanaal. Ik kan me een vroege ochtend herinneren dat we met zijn drieën de fuik niet boven water kregen zoveel alen als er in zaten allemaal van 90 cm of meer en pakweg 1 kilo. Lekker vet, vet lekker.

Die beroepsvissers weten als geen ander hoe het werkt (onder water) maar ook zij komen nog voor verrassingen te staan. In de polder Westzaan bijvoorbeeld is 95 procent van de gevangen alen vrouw. Literatuur zegt daarover dat alen afhankelijk van de dichtheden man of vrouw worden. In de kweek zitten bijna allemaal mannen en in het open veld met veel ruimte en weinig alen bijna allemaal vrouwtjes die groter zijn en dus meer opbrengen. Dat zegt natuurlijk wel iets over de hoge vangst druk, namelijk dan wordt de dichtheid laag. 

Ook is het zo dat naarmate het trekseizoen eindigt de reizende alen dikker zijn. De beroepsvisser (van toen) in Westzaan wist het al, als je dikke meiden van 2 kilo of meer tegenkomt, is de trek over. Die dikke dames halen waarschijnlijk de paaigronden niet, want ze zijn veel te traag. Ook zijn alen ware ontsnappingsspecialisten die met de staart eerst de kuip uit klimmen en probeer ze dan maar eens terug te vangen.

Alen uit het Noordzeekanaal die op weg gaan naar de veronderstelde gangbang in de Sargossazee mogen daar niet gevangen worden en/of verhandeld. De bodem van het kanaal is zo verontreinigd met PCB’s en PAK’s dat die alen niet in de voedselketen mogen komen. Curieus dat je dat water dan wel wil gebruiken om de polder Westzaan te verbrakken. Gezenderde schieralen blijken bij Schotland de Atlantische Oceaan te bereiken sommige trouwens ook via het Kanaal.

Maar goed, de intrek van glasaal is minimaal de laatste tien jaar het is nog 1 procent van wat het was. Ondanks de hulp van gesubsidieerde migratievoorzieningen, energieke vrijwilligers en bijdehandse beroepsvissers. Die zien trouwens met lede ogen aan dat ze de alen die zij zelf hebben uitgezet moeten laten gaan omdat de soort anders uitsterft. Ik denk dan stop met het vangen van die aal, of het nou bij je cultuur hoort om aal te eten of niet. Stoppen met vangen is ook het advies van de ICES en de EU, maar nee hoor, we gaan gewoon door want het is ‘onze’ Cultuurhap.

Enkele gedeputeerden terug was er een van Volendamse afkomst die een organisatie, in Volendam uiteraard, subsidie gaf om alen te gaan uitbroeden. Hoe dat moet daar hebben we geen idee van, maar tot nu toe zijn ze er wel in geslaagd bevruchte eicellen te ‘creëren’. Uit met hormonen behandelde schieralen, de bio-industrie is er niets bij. Het uiteindelijke streven is dat er kleine palinkjes komen die je dan weer uit kan zetten. Als dat al zou lukken dan hebben ze allemaal wel dezelfde identieke genetica aan boord. Je zet dan feitelijk een kwetsbaar en genetisch gemanipuleerd dier uit en dat mag tot op heden niet, maar… er wordt wel aan gewerkt.

Door: Hans Roodzand, Aquatisch ecoloog. Foto komt uit archief De Orkaan.