Bij discussies over toeristische drukte rondom de Zaanse Schans wordt in een eerder artikel naar buitenlandse voorbeelden gekeken, zoals Saint-Malo of Le Mont-Saint-Michel. Plekken waar miljoenen bezoekers per jaar langskomen en waar men ogenschijnlijk een succesvolle balans heeft gevonden tussen toerisme en erfgoed. Maar laten we eerlijk zijn: die vergelijking gaat mank.

Door Bas Sommeijer

Geen eiland, maar een levend gebied

Saint-Malo is een ommuurde stad. Le Mont-Saint-Michel is een schiereiland dat bij vloed tijdelijk onbereikbaar is. Zulke natuurlijke en historische grenzen maken het relatief eenvoudig om bezoekersstromen te reguleren.

De Zaanse Schans daarentegen ligt midden in een open, bewoond gebied, met woonwijken, bedrijventerreinen en provinciale wegen er direct omheen. Het is geen afgesloten ‘attractie’, maar een levendig lint in de Zaanstreek. Hier wonen mensen, op de Schans zelf, maar ook daaromheen. En juist zij ervaren dagelijks de overlast van het massatoerisme.

Meer infrastructuur = méér toeristen

Het idee dat extra betaalde parkeerplaatsen een oplossing zijn, is misleidend. Want hoe meer parkeerruimte je aanbiedt, hoe meer auto’s je aantrekt. Terwijl het probleem juist is dat er al te veel toeristen komen.

Bovendien: waarom zouden bezoekers betalen voor een officiële parkeerplek als ze hun auto net zo makkelijk gratis kwijt kunnen in een omliggende woonwijk? Dat doen ze dus ook, met alle gevolgen van dien. Vol geparkeerde straten, foutparkeerders en een steeds grotere druk op de leefbaarheid van de buurten rond de Schans.

En dan zijn er nog de touringcars. Die kunnen hun passagiers laten uitstappen bij de bushalte, op een paar minuten lopen van de molens, zonder ook maar iets bij te dragen aan het onderhoud of de voorzieningen. Ondertussen verdienen de touroperators er wél aan. Dat moet anders. Als je geld verdient aan toerisme, dan hoor je óók mee te betalen aan de plek waar je op meelift.

Toegangsheffing is eerlijker dan betaald parkeren

Wat mij betreft ligt de oplossing niet in betaald parkeren, maar in het invoeren van een toegangsheffing. Wie de Zaanse Schans wil bezoeken, betaalt daar een bedrag voor. Niet om mensen te pesten, maar om het bezoek aan de Schans beheersbaar te houden én om te zorgen dat ook de grote touroperators eerlijk bijdragen.

Ja, dat brengt praktische uitdagingen met zich mee. Denk aan Zaanse bewoners die over de Schans naar school of werk moeten, totdat er een fietspad buiten de Zaanse Schans om is. Je kunt niet van hen verwachten dat ze telkens hun ID laten zien, dat is niet privacyvriendelijk, en kost onnodig tijd. Een pasje, chip of app is sneller, maar ook fraudegevoelig. Wat gebeurt er als een AirB&B die pasjes gewoon aan zijn gasten meegeeft? En al deze oplossingen toegangspoorten, ontwikkelen van apps of chips kosten ook geld.

Toch denk ik dat zo’n systeem, mét risico’s, te verkiezen is boven de huidige situatie. Liever een aanpak die niet waterdicht is, dan nog meer overlast voor bewoners die het nu al dagelijks merken.

Liever minder bezoekers, dan meer gedoe

De kern van het probleem is dat we te veel mensen naar één plek trekken. En hoe meer we investeren in bereikbaarheid en capaciteit, hoe meer mensen er zullen komen. De vraag moet zijn: willen we dat echt?

Voor mij is het antwoord duidelijk. De Zaanse Schans hoeft geen tweede Mont-Saint-Michel te worden. Laten we inzetten op minder bezoekers, betere spreiding, en een ervaring waarin rust, ruimte en waardering voor erfgoed centraal staan. Kwaliteit boven kwantiteit.

Stop met vergelijken – ga beschermen

De Zaanse Schans is geen eiland, maar een levend, kwetsbaar erfgoedgebied waar mensen wonen, werken en dagelijks last hebben van de toeristische drukte. Vergelijkingen met buitenlandse trekpleisters als Saint-Malo of Le Mont-Saint-Michel slaan de plank mis. Ze houden ons bezig met groei, terwijl het juist tijd is voor begrenzing en bescherming.

De focus moet liggen op kwaliteit in plaats van kwantiteit, zó dat de Zaanse Schans zichzelf kan bedruipen zonder dat het de inwoners van Zaanstad geld kost. We krijgen als gemeente al genoeg op ons bord met het rampjaar dat voor de deur staat. Dan moeten we niet ook nog opdraaien voor de kosten van massatoerisme.

Opinie door Bas Sommeijer. Foto: De Orkaan (Pasen 2024, Leeghwaterweg).