Martin Groenveld had het zorgvuldig gepland. Volgens de makelaar zou het zeker twee, drie jaar kosten om een koper te vinden voor zijn slagerij op het Rosariumplein in Krommenie. Toen hij 62 was geworden, juni van dit jaar, deed hij de winkel in de verkoop. Vier weken later werd de overdracht beklonken. Dankzij de mazzel van een echtpaar dat een eigen zaak wilde beginnen. ‘Een jonge, ambitieuze slager. Wat ik hier heb opgebouwd, is bij hem in goede handen.’

Martin neemt na 47 jaar afscheid van het slagersvak en van de winkel waarvan hij twaalf jaar de eigenaar is geweest. ‘Nee, dat valt me niet zwaar. Zo ben ik niet. Het is zoals het is. Ik zie wel wat ik verder ga doen.’

Hij zat op de mavo, maar dat bleek niet de juiste keuze te zijn. Hij werkte als zaterdaghulp in een slagerij in Amsterdam, Daar ging hij full time aan de slag en dat beviel hem beter dan school. Ook al was dat zwaar werk. 

‘In die tijd kochten slagers grote stukken karkas. Als die werden geleverd moest ik de witte jas aantrekken en helpen sjouwen. Je moest ook helpen bij het uitbenen. Dat wordt nu allemaal voor de slager gedaan. Het werk is een stuk makkelijker geworden, Sociaal gezien is dat een vooruitgang. Maar voor het vak en het vakmanschap is dat geen goede ontwikkeling. Het slagersvak sterft uit. Jonge mensen willen niet de hele dag in een koude winkel werken.’

Degelijk

Martin maakte de overstap naar de slagerij in Krommenie toen Walter Brouwer de zaak had overgenomen van Cor Jan Pot. ‘Ik kende Walter van de opleiding. We zijn vrienden geworden. Walter had ambities die hij in Krommenie niet waar kon maken. Hij heeft nu een grote culinaire slagerij in Purmerend. Ik heb de zaak in Krommenie overgenomen en heb die op dezelfde voet voortgezet. Een degelijke slagerij die een goede kwaliteit biedt voor een betaalbare prijs.’

‘Ja en nee,’  antwoordt Martin op de vraag of het voor de Amsterdamse jongen een grote overgang was naar Krommenie. ‘Ja, want een stad is nou eenmaal anders dan een dorp. Nee, omdat ik niet in de stad woonde maar in een buitenwijk. Ik voel me thuis in Krommenie. Er is geen sprake van om terug te keren naar Amsterdam’

Martin neemt afscheid op de nuchtere manier die hem kenmerkt:

‘Geen traantjes en geen poespas. Het moet een keer gebeuren. Ik ben nu nog gezond. De klanten weten dat de zaak wordt overgenomen. Dat  vertel ik ze. 31 december is gewoon mijn laatste werkdag hier. Nee, niet voor de meiden met wie ik lang heb samengewerkt. Goeie meiden, waar ik trots op ben.’

Door: Jaap de Jong.