Vijf dagen voor Kerst wakker worden met keelpijn en een loopneus betekent in het jaar 2020 dat je met gezwinde spoed richting teststraat moet, ook als je veel liever in je warme bed wil blijven liggen omdat je je ziek voelt en het buiten miezert, en vooral omdat het bijna Kerst is want je wil die twee gasten die de kerstdis mogen veraangenamen niet op hun buik op de intensive care van het ZMC zien liggen. 

En dat wens je jezelf ook niet toe.

Door Marieke van den Berg

De dame van de GGD lacht wat ingehouden als ze de testlocatie doorgeeft via de telefoon: ‘Kwart over vier, in….ehhh…Molletje…. Molletjesveer? Industrieterrein’. En ik denk: Oh, zo’n verlaten plek waar je ’s avonds niet wil zijn omdat het aan het einde van de wereld is, één stap te ver en je rolt ervan af. Zo’n oord waar fletse fabriekslampen je schaduw op de straat onheilspellend uitvergroten zodat het lijkt alsof er een reusachtig monster schuin naast je meefietst. Gebouwen met gesloten ramen die geen enkel nut hebben omdat ze zijn behangen met vaalwitte lamellen die nooit geopend worden.

Om kwart voor vier schemert het al. Ik laat mijn stille gelockte dorp voor wat het is en fiets via het Padlaan de Industrieweg op.

Al snel begeef ik me in een soort maanlandschap. De combinatie van een koortsig brein en invallend duister maakt dat de contouren van de fabrieksgebouwen op kraters en krochten lijken, alwaar ik moederziel alleen doorheen moet fietsen om op mijn bestemming te komen.

Op enig moment hoor ik mezelf zingen: 

‘Ground Control to Major Tom. Take your protein pills and put your helmet on’. 

Wat ben ik hier in hemelsnaam aan het doen, vier dagen voor kerst?

In de verte staat Een Mens naast zijn truck. Op tenminste drie meter afstand stap ik af en vraag of hij weet waar de teststraat is. Hij haalt zijn schouders op: ‘Nie rozumiem’, zegt hij. Ik vermoed zomaar dat Nie rozumiem ‘ík weet het niet’, betekent. Maar misschien zei hij wel ‘ik koop een roos voor jou’, want melodieus zijn de woorden en zacht is zijn stem.

Ik sjok verder door dit duistere sprookje.Dat ik op de Handelsweg ben aangeland lijkt me duidelijk. Links en rechts staan pallets en trucks, sommigen versierd met knipperende gekleurde lichtjes of gifgroene plastic kersttakken, met daartussenin op blauwmetalen platen de namen Romy of Sjaan gestanst.

Aan de verre einder van de Handelsweg staan twee mensen met veiligheidshesjes die bij wijze van groet alvast hun hand opheffen, ook al ben ik nog maar een stipje op hun netvlies. Naderbij gekomen krijg ik een folder en mag ik doorlopen naar Hal 4. Ook dat nog. M’n ongeluksgetal sinds jaar en dag. Maar daar zal ik nu niet over uitweiden, alles is al akelig genoeg. Naargeestig klapperen links en rechts de plastic zeilen in de wind en in het midden van de loods doemt hal 4 op. Ik voel de koorts mijn hoofd instijgen ook al is het hier bitterkoud.Twee volledig ingepakte dames zitten aan een schamel campingtafeltje dat vol staat met buisjes en wattenstaafjes. Ik observeer de tochtige ruimte en net als ik wil zeggen: ‘Dames, vat u hier geen kou?’ bedenk ik me dat een kou’tje peanuts is vergeleken grote broer Covid, dus ik hou mijn mond en staar de kille ruimte in. 

Als je nou érgens iets op zou kunnen leuken met een kerstboom dan is het wel hier. Had er nu niet één boompje kunnen staan, zo naast, of desnoods óp het formica tafeltje? Hoe leuk zou het zijn als je je met een swap in je mond en een wattenstok in je bovenneus toch nog kunt focussen op die groene metafoor voor Hoop, Licht en Toekomstperspectief? Gewend als ik ben aan decorum en warmte vind ik het een gemiste kans, maar ik geef me over aan de P.C.R. testende dames.

Na de prikkeling in mijn neus die heel erg meevalt, mag ik het spaceship verlaten en hijs ik me rillerig op mijn fiets, back home. Ik weet nu dat ik via Romy en Sjaan linksaf moet en bij Nie Rozumiem rechtdoor. Ik kijk nog even of ik de man zie, dan zal ik mijn duim opsteken bij wijze van ‘Gelukt’. Ik zie hem niet. Wat ik wel zie is een blauw bord met ‘Svetlana’ dat in de cabine hangt. Hij houdt van haar want er staat een hartje bij. Zo kom je toch nog veel aan de weet op een doordeweekse dag vlak voor Kerst. 

Ik fiets de Industrieweg af, het Padlaan op, linksaf de Zuiderhoofdstraat in. Krommenie is zonder verkeer op z’n allermooist. Versieringen hangen als lichtbakens in de lucht, de oude huizen aan de dorpsstraat zijn stijlvol en verfijnd versierd met rozetten en subtiele lichtslingers. Ook al fiets ik door de regen en voel ik de koorts oplopen, ik geniet.

Thuis drink ik thee en duik in bed. 48 uur quarantaine en wachten op de uitslag. Ik creëer een bubbel van nietsdoen en als vanzelfkomt de rest van de tekst van David Bowie’s Space Oddity:

Here I’m sitting in my tin cab

Far above the world 

Planet Earth is blue

And there’s nothing I can do………