Dit jaar zou het gebeuren: De Winter van de Eeuw! Er werd zelfs een al twee jaar dode weerman uit z’n kist gehaald: Piet Paulusma zou op zijn sterfbed hebben voorspeld dat 2023 net zo streng zou worden als 1823.

En dat was extreem.  

Door: Louis Dirksen, hij schreef dit stuk 10 jaar geleden voor De Jol

Nu weten we hoe de winter werkelijk verlopen is. Superzacht met drie dagen vorst. Strenge winters schenen tot de eeuwwiseling een voorkeur te hebben voor de laatste vijf jaren van een decennium maar komen de laatste 10 jaar helemaal niet meer voor. 2013 was de laatste winter van betekenis.

Een recordwinter, behorend tot de top 3 van de afgelopen 1200 jaar beleefden we 60 jaar terug. Gisteren plaatsen we het tweede deel, vandaag het laatste deel. .

De strenge winter van 1963

In Rotterdam waren er weer heel andere problemen: Doordat de Rijn dik bevroren was kwam er weinig smeltwater in de rivier. Daardoor drong het zoute zeewater steeds verder de Nieuwe Maas op en kwam er na verloop van tijd een mengsel van zout en chloor uit de kraan. Er ontstond watertoerisme naar plaatsen waar het drinkwater ”normaal” was. In die jaren was er, zoals nu, nauwelijks water in flessen in de aanbieding! 

Onafgebroken vroor het 10 tot 20 graden tot de 25e. Maar op de 16e januari werd dit, midden in de nacht, kortstondig onderbroken door onweer en regen. Na een paar minuten werd dit sneeuw en hoe! Alleen in de Alpen heb ik het ooit harder zien sneeuwen en binnen vijf minuten lag er tien centimeter sneeuw. Weinig mensen hebben dit gezien. Het was midden in de nacht en zonder de donderklap zou het mij ook zijn ontgaan. Deze sneeuwval vormde de opmaat voor de meest besproken dag uit de Nederlandse wintergeschiedenis: 18 januari 1963; De Barre Tocht van 1963.

Groot werd de komende tocht al dagen van tevoren breed in de pers uitgemeten op een manier die veel leek op de manier waarop dit nu ook gebeurt. Nu wordt deze prettige gestoordheid verklaart uit jeugdsentiment, lange tijd terug, etc. Maar in 1963 was het nog maar 7 jaar geleden dat de laatste was verreden. Yskoorts en een gezonde portie avontuur en moed, daar krijg je de natie wel voor op de planken (en het ijs, natuurlijk).

De toen nog vrijwel onbekende cartoonist Peter van Straaten had zo zijn bedenkingen:

Op deze Elfstedendag was het weer in Oostzaan niet zo bar als in Friesland. Het vroor wel hard en het woei stevig, maar sneeuwval en storm, dat bleef hier uit. Eigenlijk was het de dag daarna veel en veel erger. Zuidoosterstorm en strenge vorst. De dorpen in Amsterdam Noord dreigden opnieuw geïsoleerd te raken.

De inzet van honderden mensen kon dit voorkomen!

In Oostzaan veroorzaakte de stuifsneeuw op die zaterdag met name in de Haal problemen, zoals ook de Waterlander maandag 21 januari wist te melden:  

…….De toestand was vrij gunstig. Door de enorme krachtsinspanning van de dienst Gemeentewerken wist men de verbinding van het centrum van het dorp via de Oostzanerdijk met Amsterdam te behouden. Maar in de buurtschap De Haal was er geen beginnen aan…

Zondag 20 januari was een prachtige dag met veel zon, een flink windje en maar een paar graden onder nul. Die dag zag ik in Den Ilp een vrachtwagen op het ijs, zo dik was dat inmiddels geworden. De harde vorst gaf niet alleen ijs in het zoete water. De volgende zondag, 27 januari, was een prachtig dag en heel Nederland toog naar de kust: Ysbergen op de Noordzee, werd er gezegd. Ook ik ging er heen op de onverwoestbare Sachsbrommer. Nu viel het met die ijsbergen wel mee, maar een tot de horizon bevroren Noordzee is iets unieks. Ik denk niet dat ik dat ooit nog een keer zal meemaken. 

’s Middags begon het een beetje te ijzelen zodat de terugweg voor de vele aanschouwers nog redelijk problematisch werd en menigeen door de gladheid een botje brak. 

Hierna nam de vorst sterk af en werd zowaar de enige dag van de winter genoteerd waarop het warmer was dan normaal! 

Uit het Parool van 28 januari 1963

In de meeste winters gaat het rond 30 januari vriezen en 1963 was hierop géén uitzondering. De vorst viel weer in en na een zoveelste mislukte dooiaanval rond de 7e begon het na 10 februari weer echt te vriezen. Het vroor matig en rond de 12e ging het sneeuwen, niet hard, maar wel langdurig. Drie dagen achtereen lichte sneeuw geeft óók 20 centimeter. 

Het Ysselmeer lokte vele automobilisten en zo verwachtte men het 1e weekend van maart weer héél véél auto’s. Volgens de Waterlander van vrijdag 1 maart 1963. Voor de 15.000e deelnemer lag zelfs een presentje van de gemeente Monnickendam klaar:

Inmiddels was in Oostzaan alle zand en zout op dus heel Oostzaan glibberde ’s ochtends en ’s avonds naar de werkplek. Op de fiets, dus, en het brommertje, want auto’s had je toen nog niet zoveel. Na deze sneeuw kregen we het derde fenomeen van deze winter

Het onvoorstelbaar mooie besluit van de winter van 1963

Uit Het Parool van 4 maart

Iedere dag iets onder nul en iedere nacht minstens 15 graden vorst. De zon scheen 10 dagen onafgebroken en het ijs werd steeds dikker. Ik zelf reed op 23 februari de schaatstocht Amsterdam-Hoorn en terug. Na die tocht wist ik zeker: Dirksens zijn géén schaatsers (ofschoon de beide juniors anders bewezen!). Deze tocht is nadien nooit meer verreden. 

Het beoefenen van veldsporten was na 15 december onmogelijk. Toch wilde de KNVB dat er zo spoedig mogelijk weer gevoetbald zou worden, dit tot wanhoop van de terreinknechten: Het Parool van 30 januari:

De vorst zat tot soms wel een meter in de grond. Naarstig probeerden de betaald- voetbalverenigingen de velden bespeelbaar te maken maar slaagden er niet in de door de (toen ook al soms wereldvreemde) KNVB geadviseerde prikstokken door de ijsmassa te krijgen. En dat terwijl er een interland tegen België was gepland op 4 maart. Men ging de vorst te lijf door de hele Kuip af te dekken en warme lucht onder de dekzeilen te blazen. Met succes, ofschoon de Rode Duivels de wedstrijd wisten te winnen. Onze Oostzaanse voetballers wachtten maar rustig het eind van de winter af en de eerste wedstrijden werden pas weer op 17 maart gespeeld. OSV en OFC speelden resp. tegen UVV en de Eland.

De sport in de winter van 1963 in Oostzaan bestond uit schaatsen, schaatsen en nog eens schaatsen. We schaatsten tot laat in de avond. Niet alleen op de baan van Centrum. Daar begonnen we en stapten aan het eind de baan af. In het vollemaanlicht konden we zonder problemen het Twiske rondrijden. Dit gebeurde vooral het midden van Januari, toen het ijs nog goed berijdbaar en nog niet zo dik besneeuwd was. Alleen, wat was het koud! Op veel avonden vroor het vaak al meer dan 15 graden, maar de aanwezigheid in het maanverlichte veld van veel Oostzaanse (en ook Landsmeerse) leeftijdsgenoten van de andere kunne deed het bloed wel sneller stromen!

Inmiddels was het al de eerste zondag van maart. Uniek weer, zonnig, windstil en meer dan 10 graden, Duizenden mensen op het ijs en door de hoge temperatuur ook het eerste dooiwater. Ook deze laatste zondag reden er duizenden auto’s over het Ysselmeer. Overigens mocht men zich alleen maar met de auto op het ijs begeven bij georganiseerde tochten. ”Zwart” rijden was verboden omdat er ondanks de enorme ijsdikte nog wel eens een auto doorheen zakte. Dodelijke ongevallen zijn echter niet voorgevallen.

Na dit weekend begon het echt te dooien en werd het mooi en zacht weer. Het was nauwelijks voorstelbaar, maar het eerste kievietsei werd door de voorjaarswarmte bijna record- vroeg gevonden.

Na de winter werd zichtbaar dat vrijwel de hele visstand in de Oostzaanse polder het loodje had gelegd. En daardoor kregen we een ”plaag” van watervlooien. Deze diertjes vraten alle algen op en het polderwater werd net zo helder als in de 19e eeuw. Overal doken waterplanten op die door het groezelige polderwater in de decennia daarvoor waren overwoekerd. De hele polder stond er vol mee. Maar door die watervlooien trokken honderden watervogels aan die zich er vet en vol aan vraten. Dus was de polder in 1964 weer net zo groezelig als voorheen…. Helder water zien we nu pas weer de laatste jaren maar dat komt door de vele regen en het verdwijnen van de boeren met hun vee. 

Het Parool berichtte 2 maart over de catastrofe:

Na afloop van deze winter kreeg ik steeds meer heimwee naar de winters van vroeger. Vanf 2000 heb ik deze heimwee kunnen helen met langdurige winterverblijven in Sunnemo in Midden Zweden.

Omdat de klimaatgordel met 12 meter per dag Noordwaarts trekt zijn daar de kwakkelwinters inmiddels ook gearriveerd en moet je voor een echt strenge winter toch weer 500 km naar het Noorden.


De foto helemaal bovenaan dit stuk werd eergisteren onder deel #1 geplaatst op Facebook door Gerard Schaft. Wij mochten hem voor het stuk van vandaag gebruiken. Gerard is de kleine jongen op de foto ‘Barre onafgebroken winter van bijna 4 maanden, nauwelijks meer voor te stellen nu.’