Hoe wij onderweg naar de perfecte meubeltjes voor onze ecologische tuin in een levensgevaarlijke situatie op de snelweg belandden.
Het heeft een flink bedrag gekost om onze achtertuin om te toveren tot een ecologisch verantwoord paradijsje. Alleen nog maar plantjes en bloemetjes die van vreemde smetten vrij zijn, geen exoten uit de tropen of andere verre landen – Geert Wilders zou zijn vingers erbij aflikken.
Onze tuinman Wijnand Smit heeft er een prachtig ontwerp voor gemaakt, dat ons budget tweemaal te boven ging, maar na een beetje heen-en-praten kwamen we op een mooi bedrag uit, en nog steeds komt er geen bloemetje in dat onze taal niet spreekt. Het wachten is nu op de bijtjes en de hommeltjes, de vlindertjes, wormpjes en allerlei torretjes die het ecosysteem op volle toeren laten draaien.
“Maar dat tuinmeubilair”, zei Dicky tegen me, “dat kan nou niet meer.”
Ik keek eens goed naar het armoedige setje stoelen dat om onze haveloze tuintafel stond gedrapeerd. Ze had volkomen gelijk. In geen eeuwen geschilderd, en ook al hadden ze indertijd bij het tuincentrum gezegd dat het hout niet behandeld hoefde te worden, het zag er niet meer uit. Grijs en grauw, geen mens wilde daar nog op zitten.
Wijnand had in zijn ontwerp een mooi plekje getekend waar we straks van een heerlijk glaasje wijn konden genieten, temidden van onze heemplanten, waartussen hij na enig tegensputteren ook de hibiscus had toegelaten die we nu eenmaal net hadden gekregen van lieve vrienden. Nederlands-Indië is ook een beetje vaderland, toch?
We kunnen hier heus wel Indisch eten thuis klaarmaken
Sambal goreng telor, lontong, tahoe pedis
Alleen, de buren hebben het niet zo graag
En we kunnen hier ook heus wel tropische planten kopen
Zoals bijvoorbeeld kembang sepatoe
Dat noemen ze hier hibiscus, hibiscus
En allerlei varens: canna's, gerbera's, orchideeën
Maar het staat hier in de huiskamer toch heel anders
Dan daar in de vrije natuur, ja
Trouwens, ze gaan allemaal dood bij de kachel
(Wieteke van Dort: Arm Den Haag)
“We moeten maar eens bij Loods 5 gaan kijken”, zei ik. “Die hebben volgens mij mooie tuinsets. En dat is vlak bij het Hembrugterrein in Zaandam.” Amersfoort had ook gekund, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Bovendien: op het Hembrugterrein is zowel de redactie van De Orkaan gevestigd als Uitgeverij Oevers. Kon ik even buurten bij Piet Bakker en Merel Kan, of anders bij Martijn Couwenhoven misschien informeren of er al een tweede druk wordt opgelegd van mijn Piet Kruiver-biografie.
Dat leek Dicky onzin. “Het is zondag, dan is de uitgeverij dicht. En Merel en Piet zijn nu heus niet op de redactie van De Orkaan, die zitten lekker op de camping of zo.” Maar even zo vrolijk ging ze achter het stuur zitten. Op naar Zaandam!
Tien minuten later stuurde ze fluitend de A1 op, richting Amsterdam. Toen gebeurde het.
“Wat hoor ik een raar geluid uit de motor”, zei ik. Maar het was de motor niet. Een paar seconden later klonk een vreselijk geraas achter ons. Ons autootje begon te slingeren, Dicky had al haar stuurmanskunst nodig om hem op de weg te houden.
We reden op de middenbaan, vlak bij de afslag naar Schiphol. Ze stuurde bekwaam naar rechts, naar de vluchtstrook. Enkele seconden later keken we elkaar verbijsterd aan. Wat was er gebeurd?
Ik stapte uit, op het gras. Het was meteen duidelijk. Om het rechterachterwiel zat geen band meer, alleen een paar stukken rubber. Finaal aan gort gereden.
Wat nu? Meteen de ANWB bellen natuurlijk. Met trillende handen begon ik op mijn iPhone het nummer te zoeken. Een vloek, geen netwerk. In plaats van het wifi-icoontje of de vertrouwde 4G-melding stond er alleen een pesterige E. Geen idee wat dat betekende, maar in ieder geval geen internet.
Dicky’s telefoon dan maar, die heeft een beter modelletje dan ik. Contact!
Binnen enkele seconden werd er opgenomen.
“Waar staat u?” Nummer hectometerpaaltje zoveel.
“U staat toch wel achter de vangrail?” Nee, shit, we zitten nog in de auto.
“U moet meteen achter de vangrail gaan staan. Er komt binnen een paar minuten een sleepauto.”
Een echte sleepauto? Wat geweldig! Ik heb ooit hulp van de Wegenwacht gehad die in een gele Renault 4 kwam aanrijden en de schade op de vluchtstrook repareerde. We reden onze Punto twintig meter naar voren, hij ploegde door het gras, en wachtten achter de vangrail gehoorzaam tot de sleepauto eraan kwam. Niet van de ANWB, zo werkte dat niet.
“Ik kom u alleen van de snelweg halen. Ik zet u in Diemen neer bij een benzinestation, daar kunt u opnieuw de ANWB bellen”, zei de in een oranje reddingskostuum gestoken bestuurder.

We gaven de autosleutels aan onze reddende engel, klommen in de cabine van zijn auto, en keken bewonderend toe hoe hij met een afstandsbediening de klep van zijn bak neerliet en daarna onze kleine Italiaan erop reed.
Hij klom ook de cabine in en begon te rijden. Hij wees op de rode kruisen op de matrixborden die boven onze rijstrook hingen.
“Wie heeft u gebeld?”
“De ANWB natuurlijk.” Onze chauffeur schudde zijn hoofd. “He-le-maal fout.”
Hij draaide zich om naar ons.
“Zie u die rode kruisen? Dat hebben de mensen van 1-1-2 gedaan. De reddingdienst zogezegd. Nu pas staan de kruisen boven onze rijbaan op rood. Omdat de ANWB het aan 1-1-2 heeft doorgegeven. Allemaal tijdverlies, U had meteen zelf 1-1-2 moeten bellen.”

Een auto op de baan naast ons, die ons zojuist was gepasseerd, voegde voor ons in op onze baan. Onze chauffeur schudde opnieuw zijn hoofd. “Die is nu al gefotografeerd en krijgt straks een stevige prent thuis. Honderd procent zeker weten.”
Wij waren trots op de rijbaan die nu even helemaal van ons was. Dankzij het rode kruis.
Even later verlieten we de snelweg en werden we afgezet bij een benzinestation.

We namen afscheid van de sleepdienstmeneer en belden opnieuw met de ANWB. Een halfuur later reden we verder naar Zaanstad, of er niks was gebeurd.
Maar niet naar Loods 5, maar naar onze zwager in Assendelft. Om bij een biertje van de schrik te bekomen, en de familie op de hoogte te stellen van onze nieuwe avonturen, en natuurlijk van het belang van 1-1-2.
De tuinset hebben we uiteindelijk in ons eigen dorp gekocht. Die staat nu mooi te pronken tussen de bijtjes, de bloemetjes en de hibiscus.
Door: Martin Rep
Gelukkig staan er op het Wegenwachtstation heel veel nieuwe banden, zodat bij geen reserve wiel er alsnog een oplossing is.
Maar dit kost natuurlijk wel veel tijd, wiel eraf, meenemen, monteren en weer terug.
Beste oplossing is natuurlijk koop er eentje bij hetzij een thuiskomer of nog beter een gewoon wiel.
Ik heb een oude auto dus ik weet het niet. Maar veel van de de nieuwere modelen hebben nog geeneens een reserve wiel meer. Die komen met een reparatieset. Dan kun je wel bijvoorbeeld een band met een spijker of schroef repareren, maar in dit geval heb je daar dus niets aan. En dan als er geen bandenzaak open is dan sta je daar dan. Geen reservewiel is geen verbetering het is een stom idee.
Dit vraagt wel om een donatie aan het Rode kruis, toch?
Vroeger had je een reservewiel.
En een krik.
Heerlijk luchtig en nuchter verhaal. EN weer wat geleerd 😊
Ik twijfel aan het gehoor van de inzittenden, als ik dit verhaal zo lees. Een lekke band hoor je direct. Uiteindelijk stilstaand en constateren dat de band geheel verdwenen is, zo maar ineens, daar is een eerder, zachter, geluid aan vooraf gegaan, tenzij het een klapband was en dat gebeurt niet zo snel met banden zonder binnenband. Maar ik moet zeggen, erg leuk geschreven verhaal.
Het was een klapband. De band had geleden onder talloze malen te strak tegen de trottoirband parkeren.
Dit is toch wel een moment of fame verhaal😀