En nu is hij dood – paus Franciscus. De enige paus die ik ooit in levende lijve heb mogen aanschouwen. Mijn herinneringen aan opeenvolgende zaakwaarnemers van Christus op aarde. 

Pius XII is dood

‘Fijn dat de paus lekker dood is’, zei een meisje bij ons in de Meidoornstraat tegen een ander meisje met wie ze aan het spelen was. Het was oktober 1958, en het overlijden van paus Pius XII, een paar dagen eerder, was niemand in Nederland ontgaan.

Nederland was wel overwegend protestants, maar de rooms-katholieke minderheid was een heel stevig en machtig bolwerk. Een paar jaar eerder, in 1954, hadden de vaderlandse bisschoppen per mandement, zeg maar: een herderlijk schrijven, zeg maar: een bevel, het roomse kerkvolk laten weten dat zij geen lid mochten zijn van een vakbond die was aangesloten bij het ‘rooie’ NVV, het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, en dat ze ook geen lid mochten zijn van de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs, de VARA. Ze konden ook maar beter niet meer luisteren naar de opruiende praatjes die de socialisten via de radio de ether in slingerden. 

Veel katholieken bogen het hoofd en deden gedwee wat hun was opgedragen. Carl Romme, leider van de Katholieke Volkspartij KVP en hoofdredacteur van de rooms-katholieke Volkskrant, schreef in zijn commentaar: ‘De katholiek neemt het met eerbied en leest het in gehoorzaamheid.’

Wie de spelende meisjes wilden kwetsen, weet ik niet. Wel is de dood van die paus mij juist door die opmerking bijgebleven. In ieder geval was zijn overlijden de eerste dood van een katholieke kerkvorst die ik me herinner.

The Infallible Pope Pius XII Sept. 1945

Pius XII was ook de eerste paus die ik meemaakte. Eugenio Pacelli, zoals zijn geboortenaam luidde, was in 1939, een jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, verkozen tot paus, en hij bleef dat tot 1958, toen hij voorgoed de ogen sloot. Het was groot nieuws, maar het zou nog jaren duren voordat de dubieuze rol van de paus tijdens de oorlog kritisch zou worden belicht. In de jaren vijftig waren de tijden daar nog niet rijp voor.

‘Die meneer’ 

Voor pausen was geen plaats in het wereldbeeld van ons, steile calvinisten. We moesten niks hebben van iemand die zich brutaal de plaatsvervanger van Christus op aarde waagde te noemen. ‘Roomsen’ kende ik zelf nauwelijks, alleen maar de familie Winthorst die in de Meidoornstraat bekend stond als serieuze katholieken, die trouw de missen bezochten in de Bonifatiuskerk, en later vlak om de hoek in de kerk aan de Wilgenstraat.  

Als onze predikanten het al over de paus hadden, spraken zij smalend over ‘die meneer’. Dat betekende: hij was niks beter dan ieder ander en had al helemaal geen positie tussen God en de mens. Ik was opgegroeid met die denkbeelden en heb naderhand dan ook eindeloze discussies gevoerd met katholieke collega’s over de functie van het hoofd van de r.-k. kerk.

Ik snapte niet dat iemand zich door de paus liet vertellen of je een kapotje mocht gebruiken tijdens de seks. De paus kon corrupte, machtsbeluste wereldleiders tot de orde roepen, maar deed dat in mijn ogen veel te weinig. Geen kerkvorst die zich druk maakte over geboortebeperking, het klimaat of de positie van vrouwen, laat staan homo’s, laat staan mensen met een andere seksuele of genderoriëntatie, waarvan ik toen nog maar nauwelijks had gehoord.

Het heeft lang geduurd voor ik iets begon te begrijpen van de waarde van een geestelijk leider, die zich uitspreekt over morele zaken waarin seculiere politici in hun streven naar macht niet geïnteresseerd zijn.

JP II in Nederland 

Het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Nederland in 1985 maakte ik van enige afstand mee, als eindredacteur van de Volkskrant. De krant, die dertig jaar eerder het mandement van de bisschoppen nog devoot had omarmd, had inmiddels zijn ziel en zaligheid verkocht aan het linkse gedachtegoed. Net voor het pausbezoek was de katholieke redacteur Geestelijk Leven van de krant met pensioen gegaan. Hij was opgevolgd door iemand die islamologie had gestudeerd.

Toen ik in de aanloop van het bezoek aan de H. Vader had voorgesteld om een verzoek tot een interview met ‘die meneer’ in te dienen bij het Vaticaan, keken mijn geëxcommuniceerde collega’s me aan of ik een knetterende vloek in de Sint Pieter had laten horen. Ik was blijkbaar nog altijd een vreemde calvinistische eend in een ooit zo katholieke bijt.

Ik had avonddienst tijdens de week van het bezoek van de paus aan de Lage Landen en gaf trouw de verhalen door die de islamoloog en zijn collega’s  ter plekke opschreven. Het was een kil pausbezoek. De manifestaties die waren georganiseerd rond Johannes Paulus II werden slecht bezocht, en de ‘Poolse paus’ werd geconfronteerd met een ronduit vijandige houding in Nederland.

Paus Johannes Paulus ll, Utrechtse Jaarbeurs Utrecht (1985) © Rob Bogaerts / Wikipedia

De paus logeerde tijdens zijn bezoek in het zusterklooster Onze Lieve Vrouwe ter Eem in Amersfoort, vlak bij de Stichtse Rotonde en hemelsbreed niet meer dan een goede vijf kilometer verwijderd van mijn huis in Leusden. Na afloop van de avonddienst en het aansluitende potje Risk met de collega’s besloot ik een kleine omweg te maken en langs het klooster te rijden. Misschien kon de paus niet slapen en stond hij uit het raam te kijken.

Ik minderde vaart toen ik de torens van Ter Eem zag opdoemen, maar het leek me beter niet te stoppen voor een nachtelijke wandeling. Toch maakte het klooster bepaald niet de indruk van een extra beveiligde inrichting. Er stonden een paar politiebusjes voor het gebouw geparkeerd, maar er was niemand die zenuwachtig werd van een langzaam passerende Matra Rancho. Ook geen paus voor het raam te bekennen trouwens.

Franciscus in Rome   

Nog dichter bij de paus kwam ik in september 2015. De enige maal dat ik Gods man in levende lijve heb mogen aanschouwen. Europa werd geconfronteerd met duizenden, vooral Syrische, vluchtelingen, die wanhopig op zoek waren naar een vreedzame toekomst. Paus Franciscus riep alle parochies en kloosters op een gezin op te nemen.   

Met een stel vrienden hadden wij een lang weekend geboekt in Rome. Als hoofdattractie had ik bedacht een mis bij te wonen in de Friese kerk, zo ongeveer naast het Sint Pietersplein, om daarna, op dat plein, de zegen van de paus te krijgen.

Het was een mooie zonnige zondagochtend, zoals zondagochtenden mooi en zonnig behoren te zijn, met name in Rome. Het plein liep vol. De ogen van de duizenden kloosterlingen, pelgrims, gelovigen en toeristen waren gericht op het raam in het Palazzo Apostolico waar men de kerkvorst verwachtte.

We werden niet teleurgesteld. Op hetzelfde moment dat hij zich vertoonde, zakten velen op hun knieën en vouwden de handen. Anderen richtten hun smartphone op het venster. Paus Franciscus zou zich er enkele jaren over beklagen dat hij voornamelijk telefoons op zich gericht zag als hij het Angelus-gebed uitsprak, in plaats van de handen van biddende mensen. Maar hier werd iemand aanbeden die de status van superster had, en van een levende superster wil je een filmpje maken, of op zijn minst een foto. Ik wel tenminste.

Paus Franciscus (2021, Wikipedia)

De paus sprak. Met moeite kon ik hem volgen. Hij pleitte voor barmhartigheid in de opvang van vluchtelingen, sterker nog: hij maakte bekend dat het Vaticaan een Syrisch gezin, ontsnapt aan de beul Assad, liefdevol had opgenomen. Dat werd de volgende dag breed uitgemeten in de kranten; ik had toch maar mooi een stukje wereldnieuws meegemaakt.     

Hoe het met die kibbelende meisjes uit de Meidoornstraat verder is gegaan, weet ik niet. Wel sprak ik een paar jaar geleden de oudste zoon van de familie Winthorst, Henk. Katholiek was die al lang niet meer. ‘Dat roomse heb ik wel afgelegd.’

Door Martin Rep.