Is de Gouw een rivier? Wie dat vroeger gezegd zou hebben, zou in alle Zaanse toonaarden commentaar hebben gekregen, waarin vast termen als ‘skait’ en ‘poepegrundel’ gebruikt zouden worden.

De meeste Zaankanters vinden zelfs niet dat de Zaan een rivier is. Maar tegenwoordig is het blijkbaar niet zo’n gekke gedachte meer. Je kunt nu een woning kopen of huren in het Gouwpark, ‘strategisch gelegen tussen de rivieren de Zaan en de Gouw’.

Door Martin Rep

Zaandam, jaren vijftig. Het plein van mijn school, de Ds. Lindeboomschool aan de H. Gerhardstraat, was aan drie zijden omgeven door de gebouwen van onze school en de Wilhelminaschool. Aan de vierde kant was een hek met daarachter wat struiken. Daarachter lag wat we noemden een blubbersloot. Aan de overkant van die sloot was niets, dat wil zeggen: alleen maar weilanden, sloten en wat boerderijen, en in de verte het puntige torentje van de kerk van Oostzaan.

De blubbersloot heette de Gouw. Erlangs was een parkje aangelegd, met schelpenpaadjes en bloemenperkjes. Het zag er een beetje chic uit, maar de straat die erlangs liep, was dan ook een beetje chic en had in ieder geval een chique naam: Laan der Vrijheid. Die naam paste goed in deze buurt, waar de straten waren genoemd naar Zaanse verzetsstrijders zoals Walraven van Hall, Dirk de Korte en Willem Brinkman.

Blubbersloot

Langs het parkje, in de blubbersloot, waren op verschillende plaatsen kleine steigertjes aangelegd waaraan bewoners van de Laan der Vrijheid bootjes hadden afgemeerd. Soms gewoon een paar paaltjes, waaraan een Oostzaner jol of een roeiboot was bevestigd. Die kon je alleen bereiken als een loopplank meenam.

Al te dicht moest je niet bij die steigers of bootjes komen, zeker niet al het geregend had. Het onderscheid tussen water en land was hier flinterdun. Je kon zo wegzakken in wat grasveld leek en een nat poot halen, of tot voorbij je enkels worden opgeslorpt door de vette blubber.

Aanlegsteiger in de Gouw, Kogerveld, ca. 1993. Foto Gemeentearchief Zaanstad

Er gingen soms motorboten door de Gouw, waarschijnlijk op weg naar Houthandel Verweij bij de ‘Nieuwe Brug’ in de Hanepadsloot of naar houtzaagmolen de Poelenburg. Af en toe gingen ze zo hard dat de hekgolf het water aan beide zijden van de Gouw naar zich toe trok, zodat de blubberlaag zichtbaar werd, die zich maar enkele centimeters onder het wateroppervlak bevond. Soms stond het water in de Gouw zo laag dat ze zich terugtrok tussen die modderbanken, een bedorven geur boven de omgeving achterlatend.

’s Winters, als de Gouw was dichtgevroren, ploegden de boten zich door het ijsoppervlak. “IJsbrekers”, zeiden wij dan wijs tegen elkaar. De volgende dag was de geul weer dichtgevroren, een diep zwart spoor door een verder lichtgrijs pad door het Zaanse land.

Gouwzee

Een keer, het was een zonnige voorjaarsdag in mijn herinnering, hadden een heleboel kinderen zich verzameld aan de kant van de sloot. Midden in de Gouw dreef een boot met politie en andere mannen, die met een dreghaak in de weer waren. Ik bleef gebiologeerd staan kijken. Ze haalde iets donkers en lomps naar boven, dat ze naar de blubberlaag aan de Oostzaner kant sleepten. Het lichaam van een dode man. Ik kon er ’s avonds niet van slapen en heb dat beeld van die dode, half in de blubber, heel lang op mijn netvlies gehad als ik mijn ogen dichtdeed.

De Gouw was zeer geliefd als er ijs lag. Groot en klein uit onze buurt, de Uithoek, bond de schaatsen onder aan de kant van de Wilgenstraatsloot of van de Engelsloot, die achter de Meidoornbuurt liep en uitkwam op de Gouw. Als je daar eenmaal was, kon je helemaal naar Oostzaan of nog verder schaatsen. Of je schaatste de Gouw af. Ze zeiden dat je helemaal tot de Gouwzee kon doorschaatsen, maar dat heb ik nooit geloofd; dat die moddersloot op iets zou uitkomen met de weidse naam Gouwzee. Zelf kon ik heel slecht schaatsen, dus ik heb het nooit uitgeprobeerd. Op het ijs was ik geen held. Ik vond het al angstig om de Gouw over te steken als de geul in het midden weer was dichtgevroren. Hoogstens waagde ik me aan ‘ijsie lidderen’, dansen op het ijs, dicht bij de veilige oever, zodat de ijsvloer golfde en en in stukken dreigde te breken.

‘IJsvermaak op de Gouw’, ca. 1930. Foto Gemeentearchief Zaanstad

Is de Gouw een rivier? Wie hem zo wil noemen, heeft mijn zegen. Het verrast me wel, die blubbersloot zo genoemd te zien worden. In ‘De Geschiedenis van de Zaanstreek’ (nu voor een prikje te koop bij uitgeverij WBooks; doe jezelf een plezier, het kan nog net voor kerstmis) noemen auteurs Chris de Bont en Piet Kleij het een ‘veenriviertje’. De Zaan is volgens hen trouwens echt een rivier, ontstaan uit de vereniging van twee veenriviertjes, de Voorzaan en de Achterzaan. Dus als de Zaan van twee moddersloten tot een rivier is geworden, waarom de Gouw dan niet?

En het zal er straks vast mooi wonen zijn, daar aan de Gouw. Rivier of niet.

Burgemeester In ’t Veldpark. “Het wordt doorsneden door het veenriviertje de Gouw.” Foto Gemeentearchief Zaanstad

Lees alles wat Martin Rep ooit op De Orkaan schreef hier.