Op vrijdag 12 juli 1957 zette de negentienjarige Pieter Kruiver uit Koog aan de Zaan de belangrijkste stap van zijn leven. Het was een frisse zomerdag, temperatuur rond de 15 graden, bewolkt met af en toe een bui. Samen met zijn vader verliet hij ‘s morgens vroeg het ouderlijk huis aan het Zuideinde, hoek Bloemstraat. Of ze gefietst hebben samen naar station Koog-Bloemwijk of lopend zijn gegaan, weet ik niet.
Op de fiets was je er in minder dan vijf minuten, maar lopend deed je er ook maar acht minuten over. Waarschijnlijk wat korter, want Piet en zijn vader waren sportieve mannen. Piet speelde in het eerste van voetbalclub KFC, zijn vader Jo had hetzelfde gedaan maar dan twintig jaar eerder. Ik gok dat ze hebben gelopen.
Door Martin Rep
Ze konden via de Dahliastraat of via het Zuideinde naar de Leliestraat om op station Koog-Bloemwijk te komen. Daar liepen de mannen het witgeschilderde houten stationsgebouwtje binnen. Aan het loket kochten ze twee retourtjes tweede klas naar Eindhoven. Een derde klas kaartje was goedkoper, maar ik denk zo maar dat Jo en Piet geen zin hadden de lange reis naar Noord-Brabant te maken op de harde houten banken in de derde klas rijtuigen.
Waarschijnlijk liepen ze meteen naar buiten. In het wachtlokaal hing een bedompte lucht, er werd flink gerookt. Een paar minuten later doemde de trein naar Amsterdam Centraal al op. Op het moment dat Piet Kruiver instapte, op die dag (12 juli 1957), op die plaats (station Koog-Bloemwijk) keerde Piet Kruiver zich tegen de tijdgeest en begon zijn fysieke en zijn geestelijke reis. Een fysieke reis die hem in alle uithoeken van Europa en zelfs over de hele wereld zou brengen, tot in Rusland en Amerika aan toe. Maar interessanter nog is zijn geestelijke reis. Dwars tegen de tijdgeest in.
Hoe zat het met de tijdgeest toen Piet Kruiver werd geboren op 5 januari 1938, als oudste kind van de zesentwintigjarige Koogse handelaar in manufacturen Johannes Kruiver en de zes jaar oudere weduwe Emma Linna Elisabeth Anna Roth, kortweg Emmy, een Duitse die na haar scheiding met haar twee zoons haar geboorteland had verlaten en naar Nederland was vertrokken? Het echtpaar was gaan wonen aan de Krokusstraat in de nieuwe buurt Bloemwijk, waaraan nog volop werd gebouwd. Woningnood was er niet, je had woningen voor het kiezen en verhuisde makkelijk als je ergens een huis met een lagere huur vond. Nederland telde op1 januari 1938 8,64 miljoen inwoners, in Koog aan de Zaan woonden 6.373 mensen. De meest voorkomende meisjesnamen in Nederland waren Maria, Johanna en Anna, bij de jongens waren Johannes, Jan en Cornelis het populairst.
Het aardige jubileumboek ‘KFC 100 jaar’ somt de ontspanningsmogelijkheden in Koog aan de Zaan op die er waren in de tijd dat Piet het levenslicht zag, een paar jaar nadat zijn vader bijna – bijna! – kampioen van Nederland was geworden met KFC.
‘Je was lid van een vereniging, ging naar een dansavond of naar bioscoop Oenen in Zaandijk. Verder had je de jaarlijkse uitvoeringen van [gymnastiekvereniging] Simson en avonden van de toneelverenigingen. Thuis deed je spelletjes. Door de lange werktijden, ook op zaterdag, waren er weinig mogelijkheden. Velen hadden een volkstuin [of verbouwden groente in hun eigen moestuin]. Je had een vrij eenvoudig leven dat zich voor het grootste deel thuis afspeelde. ‘s Winters zat je rond de kachel, veelal een allesbrander, die alle dagen weer aangemaakt moest worden en die meestal gestookt werd met cokes of eierkolen. Hier en daar was er nog gaslicht. De radio gaf een beetje vertier.
Je kon voorts heerlijk op straat spelen. Natuurlijk voetbal, al was dat verboden. Er is menig bal door de politie of een boze buurman afgepakt. Kinderen knikkerden, hoepelden, speelden met een eigen gemaakte kar met kinderwagenwielen en een vliegende hollander. Op zaterdagavond ging je om de beurt in de tobbe. Een enkele gelukkige kon naar het badhuis, voor tien cent per bad. Naar het werk ging je lopend of met de fiets, voorzien van een belastingplaatje. Openbaar vervoer werd verzorgd door twee busmaatschappijen. In 1931 begon de elektrificatie van het spoor. Station Koog-Bloemwijk verrees. In die tijd werd ook begonnen met de aanleg van de Provincialeweg, vanaf het Noordzeekanaal naar Limmen. In de jaren dertig werd begonnen met de bouw van de huizen in Bloemwijk. Er kwamen daardoor veel mensen van buiten naar Koog aan de Zaan.’

De samenstellers van het jubileumboek hebben het kerkelijk leven overgeslagen. Begrijpelijk, want als je lid of supporter was van KFC stond je ‘s zondags natuurlijk liever op of naast het voetbalveld dan dat je naar de dominee of de pastoor luisterde. Erg kerkelijk was Koog aan de Zaan sowieso niet. Wel was van oudsher het aantal doopsgezinden hoog in Koog – welkom vandaag in deze prachtige Doopsgezinde Vermaning! Volgens de online encyclopedie Zaanwiki zette de ontkerkelijking in de vorige eeuw in Koog vroeger in dan waar ook. Bovendien was in Koog de hervormde kerk nogal vrijzinnig, en vrijzinnigen vind je niet elke zondag in de kerk.
Het gezin Kruiver paste volledig in dit beeld. Mij zijn maar twee kerkdiensten bekend die Piet Kruiver heeft bijgewoond in de Nederlands Hervormde kerk van Koog. De eerste in 1938, toen hij werd gedoopt, de laatste in 1960, toen hij trouwde. Jo en Emmy schijnen zich te hebben uitgeschreven nadat de hond van een vooraanstaand kerkenraadslid regelmatig op de stoep voor hun huis poepte. Alle details hierover in mijn veelgelezen boek over Piet Kruiver.
Toen Piet Kruiver en zijn vader die 12 juli 1957 op het station Koog-Bloemwijk op de trein stonden te wachten, was het beeld van het vooroorlogse Koog niet fundamenteel veranderd. Het aantal inwoners was een beetje gegroeid en zou in 1960 7.384 bedragen. Er stonden inmiddels honderdduizend televisietoestellen in Nederland, op een bevolking van ruim elf miljoen inwoners. Een jaar eerder, in 1956, had ik met mijn vriendje Rein de Lange het hele eind gewandeld van Zaandam naar drukkerij Heijnis in Zaandijk, waar zijn vader werkte en in de kantine een televisietoestel stond. Daar zag ik voor het eerst tv.
Samen met het personeel van Heijnis zagen wij hoe het Nederlandse elftal de eerste naoorlogse voetbalwedstrijd tegen ‘Weltmeister’ Duitsland met 2-1 won. Het enige Duitse doelpunt was een eigen goal van Cor van der Hart. Inmiddels bijna zeventig jaar geleden, maar dergelijke dingen blijven je je leven lang bij. Bioscoop Oenen was er nog steeds, maar zou zich steeds meer gaan richten op het ‘pittige’ repertoire, kort samen te vatten onder de noemer ‘seks, spanning en sensatie’. Zalencentrum De Waakzaamheid was nog steeds de locatie van vergaderingen van de postduivenhouders en voor lessen Esperanto, maar was nu ook de plaats waar jongeren uit de verre omgeving naar toe fietsten om er te genieten van jazz, de opzwepende muziek van zwart Amerika die met onze bevrijders zijn intrede had gedaan in Europa.
In 1957 was Nederland druk bezig zich op te richten na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. Koog aan de Zaan was daar niet aan ontsnapt. In september 1940 kwamen Britse bommen neer op het Breedweer en de Provincialeweg. Een halfjaar later verwoestte een bom drie huizen in de Jan Bestevaerstraat. In de jaren na de oorlog moest iedereen de handen uit de mouwen steken.
Het credo van de Amerikaanse president Kennedy ‘ask not what your country can do for you — ask what you can do for your country’ gold in Nederland al jaren. Afgedwongen door de overheid was in Nederland sprake van geleide loonpolitiek. De gedachte daarachter was dat hogere lonen zouden leiden tot inflatie, importproblemen en minder geld voor investeringen. Het was een hoeksteen van de Nederlandse economische politiek tussen 1945 en begin jaren zestig, en droeg sterk bij aan de snelle wederopbouw. IJverig zijn en je best doen, niet te veel opvallen, dat waren de deugden in een land waar iedereen netjes binnen de lijntjes probeerde te leven.
Wat waren in die grauwe jaren de vooruitzichten voor een jongen die bepaald niet uitblonk op school en wiens belangrijkste lectuur de wekelijkse Donald Duck was? Piet Kruiver was een middelmatige scholier die op de Handelsdagschool aan de Rosmolenstraat in Zaandam alleen maar uitblonk tijdens de gymnastieklessen. Thuis hielp hij in de fourniturenzaak van zijn ouders. Terwijl hij aan het grote wiel van de stencilmachine draaide die er reclameblaadjes uitspuwde, droomde hij van een andere toekomst. Hij wilde een held zijn. Hij had een meer dan gemiddeld talent voor voetballen en met name doelpunten maken. Als jongen zag hij al dat daar zijn kansen lagen. Hij kon roem, eer en rijkdom verwerven door een held te worden. En Nederland had helden nodig. Amerika had zijn Captain America, zijn Superman en zijn president, generaal Eisenhower, die het volk hoop gaven. Nederland had zijn Abe Lenstra, Faas Wilkes en Frans de Munck. Zo’n held wilde Kruiver worden, zo’n held kon hij worden. …
Piet en zijn vader reisden die dag in 1957 naar Eindhoven, de stad van de grote en rijke voetbalclub PSV, de Philips Sport Vereniging. Philips had diepe zakken en was een belangrijke motor voor het economisch herstel van Nederland. Piet werd voor liefst FL. 40.000 door KFC verkocht aan PSV en hij mocht een greepje doen in die diepe zakken van meneer Frits Philips. Vier maanden na het treinreisje naar Eindhoven stond Piet Kruiver, negentien jaar oud, als midvoor, in de punt van de aanval zogezegd, in het Nederlands Elftal. Het waren de dagen van het Gouden Binnentrio: Faas Wilkes, Kees Rijvers, Abe Lenstra. Rijvers had zich afgemeld voor de interland tegen België in de Rotterdamse Kuip. En daar, op de plek van Kees Rijvers, had bondscoach ‘oom’ Elek Schwarz de jonge Kruiver opgesteld. Tussen twee legendarische sterren. Toevallig waren het precies die twee die de uitersten waren van de tijdgeest, aan wie Piet Kruiver zich kon spiegelen.
Rechts, met rugnummer 8, stond Faas Wilkes. Wilkes, ooit voorbestemd om in het verhuisbedrijf van zijn vader te gaan werken, had al snel gezien dat zijn talent niet bij het verhuizen lag maar bij het voetballen. Hij was een tweebenige dribbelaar die zou uitgroeien tot een van de beste en sierlijkste Nederlandse voetballers aller tijden, het grote voorbeeld van Johan Cruyff. Wilkes zag ook dat hij, om zijn talent ter verzilveren, niets in Nederland te zoeken had. In 1949 tekende hij voor FL. 60.000 een contract bij Inter Milaan. Een paar jaar later werd hij weggekocht naar Turijn, maar zijn glorietijd kwam daarna bij het Spaanse Valencia.
Links van Pietje stond, met rugnummer 10, Abe Lenstra. Misschien wel de beste Nederlandse voetballer ooit. Lenstra kon zeer lucratieve contracten tekenen waar hij maar wilde, of het nu bij Ajax was of bij rijke Italiaanse clubs. Aanbiedingen genoeg. Maar Lenstra bleef in Friesland spelen. Zijn enige overstap maakte hij pas in 1954, toen hij, al drieëndertig jaar oud, bij de invoering van het betaald voetbal in Nederland, voor een schijntje vertrok naar Enschede, waar hij ging spelen bij de voorloper van FC Twente.
Piet Kruiver kon kiezen tussen rechts – Faas Wilkes – of links – Abe Lenstra. Rechts: de internationale wereld, de onzekerheid, het avontuur, maar ook: zijn eigen portemonnee. Links: lekker thuis blijven zitten. Waar je iedereen kunt verstaan en iedereen kent. Vastigheid voor alles. Liever Friesland zonder poen dan Parijs met een miljoen.
Piet was opgestapt in Koog-Bloemwijk en uitgestapt in Eindhoven. Dat was in veel opzichten al een kleine wereldreis, van het rauwe, onkerkelijke Noord-Holland naar het roomse Brabant, waar de pastoors nog de dienst uitmaakten en waar ‘vandaag’ meestal ‘morgen’ betekende, soms ‘overmorgen’ en nog vaker ‘met Sint Juttemis’. Hij was getrouwd met zijn grote liefde, de Zaandijkse Maria Heidel. Ze gingen wonen in een rijtjeshuis in Best. Maar Best was niet zijn eindstation. Na een paar jaar bij PSV ging het kriebelen bij Piet Kruiver. Hij spiegelde zich aan de flamboyante Faas Wilkes – rechts! – en liet de stugge Fries Abe Lenstra links liggen. Net als Faas Wilkes koos hij voor Italië. Bij de eerste de beste wedstrijd tegen een Italiaanse club duwde hij zijn plakboek onder de neus van de rijke clubeigenaar. Een paar dagen later had hij een contract bij van Lanerossi Vicenza. ‘Piet Geld’ was geboren: de jongen die niks van clubliefde wilde weten maar zijn portemonnee boven alles stelde.
Zonder een woord Italiaans te spreken begon Kruiver aan zijn Italiaanse avontuur. Vicenza, La Dolce Vita, het paste hem als een jas. Hij leerde de taal snel en werd als ‘Il Biondo’, de lange blonde Hollander, snel razend populair bij de tifosi, de fans van Lanerossi Vicenza. Op het veld kwam zijn doelpuntenmachine niet echt op gang, maar hij leerde elk weekend meer. Hoe hij zich staande moest houden in de kolkende Italiaanse stadions. Waar de scheidsrechters altijd op de hand van de thuisclub waren en in ieder geval van de grote, rijke clubs. Hoe je trappen en klappen moest incasseren. Het wachten was op een aanbieding van zo’n grote Italiaanse club, maar helaas voor Piet Kruiver viel het leven in Italië zijn vrouw Rie veel te zwaar. En zo stond de familie Kruiver na welgeteld één Italiaans seizoen alweer op Nederlandse bodem.
Maar wel had Piet het beste en vetste contract op zak bij de beste, grootste en rijkste club van Nederland. Feijenoord dus. En dankzij Piet Kruiver, gehard in de Italiaanse competitie, bleef Feijenoord een jaar later overeind in de Europacup-wedstrijden tegen Real Madrid. Als enige Feijenoorder liet Kruiver zich niet gek maken door het Spaanse publiek. Na een overwinning in de Kuip en een nederlaag in Madrid kon Feijenoord met opgeheven hoofd het verlies tegen de beste club ter wereld accepteren. Waarna Kruiver even later opnieuw voor verbazing zorgde. Hij zette Feijenoord net zo makkelijk weer aan de kant en koos voor DWS, omdat de baas van die club hem een fikse loonsverhoging bood. ‘Anders zou ik een dief zijn van mijn eigen portemonnee’, zei Kruiver daarover.
Het verhaal van Piet Kruiver is niet alleen een succes-story. Hij was voetbaltechnisch niet echt begaafd, maar hij had wel een enorm doorzettingsvermogen, hij kon incasseren maar ook uitdelen. Zijn grote pech was dat hij al rond zijn dertigste werd afgekeurd voor topsport. Maar door de eigenzinnige keuzes die hij maakte, is hij een van de voorlopers geworden van het professionele, moderne, Nederlandse voetbal. In zekere zin misschien zelfs wel van een opener, zelfbewuster Nederland.
In een tijd waarin clubliefde heilig was, durfde hij te zeggen: ik ben mijn eigen man. In een samenleving die gebukt ging onder geleide lonen en schroom om op te vallen, zocht hij juist de vrijheid van het buitenland, de spotlights van Italië, de glans van de doelpuntenmaker die wist dat zijn talent ook iets waard was. Met een variant op Jan Schaefer zou Piet Kruiver gezegd kunnen hebben: ‘In clubliefde kun je niet wonen.’
Daarmee was Kruiver zijn tijd vooruit. Hij stond niet alleen in de punt van de aanval, hij liep ook voorop in een bredere beweging: het loskomen van oude zekerheden, het zien van kansen buiten de landsgrenzen, het lef om eigen keuzes te maken.
En misschien is dat wel zijn werkelijke nalatenschap. Niet alleen de doelpunten, niet alleen de krantenkoppen, maar het voorbeeld van een Koogse jongen die tegen de stroom in durfde te zwemmen. Die opstapte in Koog-Bloemwijk en uitstapte in de wereld.
Piet Kruiver liet zien dat je groter kunt zijn dan je dorp, groter dan je club, groter zelfs dan je tijdgeest.
Door Martin Rep. Foto boven: Martin Rep in de Kooger Vermaning, 12 oktober 2025.

Hele verhaal gelezen. Ik herinner me hem nog uit mijn tijd.
met dank aan de door Martin gehouden voordracht en het door Peter Roggeveen gehouden interview in de Koger Vermaning j.l. zondag. Dankzij jullie inzet hebben 60 aanwezigen en mooie en gezellige middag beleefd!
Namens het bestuur van de Historische Vereniging Koog-Zaandijk