Bij het afscheuren van het kalenderblaadje vanmorgen ging vooral bij de oudere Rolling Stones-fans een belletje rinkelen: 8 augustus, een datum die voor altijd in hun geheugen staat gegrift. Op deze dag in 1964 gaf voor de allereerste keer een tot dusver vrij onbekende Engelse band een concert op het Europese vasteland.

The Rolling Stones kwamen naar het chique Kurhaus in Scheveningen, waarvan het interieur dan ook na afloop volledig gesloopt achterbleef.

Op deze dag klopten de jaren zestig op de deur van Nederland, het leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Een paar jaar later waren The Rolling Stones ‘the greatest rock ’n roll band on Earth’, en toerden Nederlandse bands als The Golden Earring en The Motions door de Verenigde Staten.   

Die wake-up call  is nu eenenzestig jaar geleden, en er wordt elk jaar rond deze datum in augustus wel weer over geschreven. Maar alle verhalen zijn na eenenzestig jaar nu wel verteld.

Daarom is het nu tijd voor het allerlaatste verhaal van misschien wel de enige nog levende Zaanse Rolling Stones-fan die bij het concert is geweest: Martin Rep. Mijn verhaal over the dag after.

Wat vooraf ging

Mijn vriend Rob Berghege (18), mijn vriendinnetje Bea de Roo (16) en ik (18) waren zojuist, samen met de andere Stones-fans, de Kurzaal uitgejaagd door de Haagse politie, die te paard het voorname gebouw was binnengekomen om te zorgen dat er geen restjes langharig tuig zouden achterblijven. We waren diep teleurgesteld. Aan het optreden van The Stones was al na een kwartier een eind gekomen. De band was bekogeld met stoelpoten, -zittingen en lampenkappen, zanger Mick Jagger was zijn microfoon kwijtgeraakt en bandlid Ian Stewart had een bloedende kop en een zware hersenschudding opgelopen nadat hij geraakt was door een fles.

We stonden nu dus buiten. Niet veel beter dan binnen. Het was de hele dag broeierig weer geweest en nu barstte een apocalyptisch onweer los boven Den Haag. Gelukkig kwam onze bus er snel aan. Even later deden we in de huiskamer van Bea’s ouders in geuren en kleuren verslag van het uit de hand gelopen rockconcert.

Pagina uit het dagboek van zestienjarige Bea, met wie ik in 1964 naar het Kurhaus-concert van The Rolling Stones ging. Inclusief onze kaartjes en stoelreserveringen.

Nu de adrenaline enigszins was gedaald, realiseerden Rob en ik ons dat we een probleem hadden. We hadden onze laatste centen uitgegeven aan de bus en hier zaten we nu, midden in Den Haag, hemelsbreed bijna zestig kilometer verwijderd van ons bed in de Burgemeester Van de Stadtstraat (Rob) respectievelijk de Meidoornstraat in Zaandam (ik).

De laatste trein, die we niet konden betalen, was al lang vertrokken. De ouders van Bea wilden nu wel eens van die Zaanse gasten af. Logeren in Bea’s meisjeskamer, daarvan kon natuurlijk geen sprake zijn. In plaats daarvan zochten ze voor ons het adres op van het Haagse Leger des Heils, waar dakloze zwervers altijd welkom waren. We konden onze spullen rustig in de garage laten staan, dan konden we die morgen komen ophalen, na een goede nachtrust bij de barmhartige Heilssoldaten.

Even later stond ik, na de laatste nachtzoen van Bea, met Rob op straat in het donkere Den Haag. Naar het Leger? No way. We redden ons wel, we vonden wel ergens een slaapplek. De regen was opgehouden, maar in het stadsbos de Bosjes van Poot was het nog veel te nat. Een stukje lopen dan maar. In de verte zwaaide de gietijzeren vuurtoren van Scheveningen, zelf onzichtbaar, met zijn spookachtige lantaarn langs de hemel.

‘s Nachts ontmoet je rare kostgangers. We maakten een praatje met een late wandelaar, die ook al geen slaapplaats aanbood. Even later vonden we een droge plek. De deur van een flatgebouw stond open, we liepen naar binnen en zochten een gemakkelijke houding in het trappenhuis. Heel langzaam groeide in de verte een grauw ochtendlicht, dat de straten en de duinen een beetje verlichtte. 

Lekker lag het niet op het beton. We gingen weer aan de wandel. Veel te beleven was er niet in dit deel van Den Haag in dit deel van de nacht. Om halfzeven liepen we het tuinpad van Bea’s ouderlijk huis op, in de garage lagen onze spullen nog altijd. Geen lichtje op Bea’s kamer, ik had trouwens geen idee waar die was.

Het zou liften worden naar huis, in de zojuist dus net begonnen jaren zestig nog heel gewoon voor arme scholieren en studenten.  We vonden een ANWB-bord waar ‘Amsterdam’ op stond, dat moest de goede weg wezen. We gingen op de grond zitten; nog geen auto te bespeuren op dit vroege uur.

Lifters bij de Utrechtsebrug in Amsterdam, juni 1970. Fotocollectie Anefo / Wikipedia

Dat trok de aandacht van een passerende politieman. Hoezo, twee langharigen op dit uur, op deze plek? Van het Rolling Stones-concert had hij inmiddels gehoord, wij leken ook wel tuig, waren wij niet per ongeluk ontsnapt aan de wettige en knuppelende arm van het gezag?

Het was een heel verkeerd punt in Den Haag waar we zaten. Een automobilist die we na een uurtje aanhielden, keek ons hoofdschuddend aan en bracht ons naar de Bezuidenhoutseweg. Daar hoefde je je duim maar op te steken en je werd zo meegenomen.

De bittere werkelijkheid was anders. Veel verkeer, maar niemand reageerde op onze noodsignalen. Pas toen we tegen elf uur besloten apart te gaan liften, werden we meegenomen.  Rob had het meeste geluk. Hij werd afgezet midden in Amsterdam, waar hij een vriend opzocht die hem nog geld schuldig was en bij wie hij zelfs aan tafel kon aanschuiven. Een treinkaartje was voor hem geen probleem meer.

Martin Rep staat te liften in de buurt van Wolfheze, augustus 1964. 

Dat was het wel voor mij, toen ik in de buurt van het Centraal Station werd gedropt. Ik liep een tijdje in de hal rond, als een echte zwerver op zoek naar verloren kleingeld; een paar kwartjes was al genoeg voor een enkele reis Zaandam. Maar niemand was zo zorgeloos, en het perron betreden zonder geldig vervoersbewijs was in de zojuist begonnen jaren zestig ondenkbaar. 

Er zat niets anders op dan naar huis te gaan met Lijn 2. Lijn 2, ook wel bekend als de Benenwagen, de Tram van Herman, de Schoentaxi of de Twee-takt. Lopend. Een hele tocht, via Amsterdam-Noord en de Noorder IJ- en Zeedijk. Een kleine vijftien kilometer. Het eerste stukje, met de IJ-pont, was gratis en het leukst. Noord was saai en lang, maar gezellig vergeleken met de  Noorder IJ- en Zeedijk.

Maar toen gebeurde een wonder. Op die weg kwam ik mijn ouders tegen, die op de brommer op weg waren naar Amsterdam. Mijn vader bracht me naar huis.

Van The Rolling Stones had hij nog nooit gehoord. Hij schudde de volgende dag zijn hoofd toen hij in De Zaanlander las wat dat tuig had aangericht in dat prachtige Kurhaus in Scheveningen. Mijn verslag van de gebeurtenissen luidde het slot in van de after-party.

Door: Martin Rep. Op de foto boven staat Rob Berghege bij een Haagse ‘peperbus’ met een affiche voor het Rolling Stones-concert. 8 augustus 1964.