Toen de vrije zaterdag nog niet bestond. Als je uit school kwam en de fabrieksfluit hoorde gaan, en je aan de geluiden kon horen welke dag van de week het was.

Door Martin Rep

Lange tijd, als ik ’s morgens vroeg wakker werd, opende ik mijn ogen nog niet, maar wist ik direct welke dag van de week het was. Voor sommigen hebben alle dagen van de week hun eigen kleur: donderdag is donkerbruin, zondag blauw. Ik herkende de dagen aan de geluiden op straat.

Zondagochtend, ook in huis was het stil totdat ik de sloffende tred van mijn vader hoorde die de ouderlijke slaapkamer verliet op weg naar de wc beneden om de po van zijn nachtelijke oogst te verlossen. Op maandagochtend was het rumoeriger dan anders op straat, alsof de arbeiders na hun vrije zondag extra haast hadden om bij de scheepswerven in de Achtersluispolder of de Ford-fabriek in Amsterdam-Noord te komen, waar ze al vroeg verwacht werden voor hun harde werk, de hele dag lang, en voor die tijd nog vlug hun pakje zware shag in de winkel van mijn vader moesten halen, hun fietsen snel tegen de heg voor de winkel zettend, haastig hun sjekkie draaiden en er weer net zo haastig vandoor gingen, om de verloren tijd in te halen.

Ik hoorde mijn moeder al bezig de ketel met de was van het gas te halen, die zij de vorige avond al aan de kook had gebracht, hoewel dat eigenlijk geen pas gaf omdat zondag de dag des Heeren was.

Ook het weer was anders op de dagen van de week. Regen hoorde bij de maandag, zonneschijn bij de zondag, donderdag was mistdag. Regenen kon het ook op zondag, maar die klonk anders, als een zegen, het was goed voor de boeren. Regen op maandag was een extra straf voor de werkende mensen.

Maar het waren de geluiden die het verschil maakten. Dinsdag en donderdag hoorde ik in mijn schemerdroomtoestand melkboer Onrust de kratten met flessen melk en vla aan de overkant van de straat klaarzetten, om zijn melkkar onderweg te bevoorraden als hij zijn klanten in de Meidoornstraat bediende. Stapelgeluid. Hij groette een vroege mevrouw die voorbij liep vriendelijk en maakte een mentale notitie als ze hem alvast meldde dat zij straks een achtste liter slagroom nodig had omdat ze visite kreeg vandaag. ‘Kun je dat meenemen voor me, Klaas?’

Anna Onrust-Tigelaar achter de toonbank in de winkel in melk, boter, kaas en eieren, hoek Meidoornstraat/Wilgenstraat. (Foto copyright © Collectie familie Onrust)

De vrijdag had geen echt kenmerkend geluid, maar vast stond dat de woensdag lichter was en lichter rook: vandaag maar een halve dag naar school! Maar dan de zaterdag. De mooiste dag van de week. Veel feestelijker dan de zondag, waarop wij haast niks mochten. Zondag was voor de kerk, voor visite en voor verveling, voor saaie wandelingen en voor zondagse kleren en schoenen waarmee je niet kon en niet mocht voetballen.

De zaterdag. Terwijl ik nog in bed lag, hoorde ik ontspannen drukte voor de winkel. Er stond een groen houten fietsenrek voor de winkel, daar staken de klanten hun fiets in, pakje brood achter op de bagagedrager. De mensen van de Artillerie Inrichtingen moesten ook vandaag op tijd op hun werk zijn, maar het geluid van hun fietsbellen klonk vrolijker dan anders, als ze op weg waren naar het Pontje van Schaap dat hen over de Zaan zou zetten.

Het ‘pontje van Schaap’ meert af aan de Prins Hendrikkade. Jaren vijftig twintigste eeuw.

Het was zaterdag in 1955 en ik liep naar school, vijftien minuten als ik flink doorliep, twintig als ik onderweg ging slootje springen langs de Wibautstraat of mijn vriendje ging ophalen aan de Burgemeester van de Stadtstraat. Om twaalf uur was de week afgelopen, we holden naar huis, soms hield ik dat helemaal vol tot de Abeelstraat, ik zag de huizen van de Meidoornstraat al en opeens werd ik overstroomd door een gevoel van geluk.

Ik hoorde de fabrieksfluit.

De Zaanlandse Scheepsbouw Maatschappij liet de arbeiders gaan. Ze hadden hun werkkleding verwisseld voor hun daagse kloffie en hun lege broodtrommeltje onder de bagagedrager gedaan. Een paar minuten later zag ik de eerste fietsers onze straat binnenrijden, ze zwaaiden naar elkaar als eentje er al was en de andere nog een stukje verder moest. Het werd druk bij Sigarenmagazijn Rep. De mannen kochten alvast een pakje Zware van de Weduwe met vloei voor de zondag, een enkeling nam een doosje sigaren mee, misschien was het stukloon meegevallen of moest een verjaardag worden gevierd. ‘Een doosje Ritmeester Riant, Rep.’ Twee gulden twintig.

Tinus Rep bij de sigarettenautomaten naast zijn winkel aan de Meidoornstraat. De postbode komt de brievenbus legen. (circa 1957)

Het geluk van de zaterdag. Mijn vader had het druk, er werd goed verdiend vandaag. Mijn moeder moest zelfs helpen in de winkel en deed dat met rode konen van de spanning, ze wist niet alle merken precies te staan. Tante Gees had Akki, haar oudste dochter, gestuurd om haar schoonzus een handje te helpen. Zo stond de tomatensoep toch op tijd op tafel.

Het was zaterdag in 1962, ik was zestien jaar, mijn tas gevuld met boeken en dictaten lag al klaar, ik stommelde naar beneden voor het ontbijt. Behalve in de schoolvakanties bestond dat uit een bord havermout (Quaker havermout, verpakt in een doos met een plaatje van een lachende man met ronde zwarte hoed) met melk en suiker. Ik vond het lekker.

Vandaag maar vijf lesuren. Eerste les, aanvang vijf voor halfnegen. Nederlands, van Zwaga. Ik zat naast Henk Soek, achter Hans Alkema en Wim Wester, schuin achter Bep Weteling en Tine Zwaan, die beiden later bekende sportvrouwen zouden worden; de een als zwemster, de andere als tennisster. Tien over negen, tweede uur, even doorbijten met meetkunde van Jaap van Sante. Daarna Duits van Jense. Van tien voor elf tot vijf over elf pauze. Dan nog maar twee lesuren: eerst Frans, en ten slotte Engels van P.K. Eveleens.

Ansichtkaart van leraar Duits Jense aan klas 3a van het Zaanlands Lyceum.

Wie hadden we voor Frans? Ik weet het niet meer, maar in geen geval was dat Monsieur Lemaire. Lemaire, inmiddels 64 jaar oud, gaf geen Frans meer op zaterdag. Hij was er als eerste leraar van het Zaanlands Lyceum in geslaagd een vrije zaterdag voor zichzelf te regelen. De vrije zaterdag was officieel al ingevoerd in 1960, maar op scholen was daar nog geen sprake van. De leerlingen werden gewoon op school verwacht, en de leraren ook. Behalve dan Monsieur Lemaire.

Vijf over half een drukte conciërge De Vries voor de laatste keer op de bel. De open zee van vrije tijd was begonnen. Ik kwam thuis en slingerde mijn schooltas in een hoek. Mijn broer Jelte had macaroni gemaakt, met tomatenpuree en een blikje boterhamworst. Mijn vader was daar niet gek op, hij zag op zaterdag het liefst gekookte rijst met boter en suiker op zijn bord. Maar hij had er sowieso niet veel tijd voor. Hij at op één bil, de winkelbel ging voortdurend. Nog een paar uur en hij kon afsluiten. Eindelijk tijd voor de krant. Voor het feuilleton en het dagelijkse gedicht van Jan Hottentot, en dan zijn pak klaarleggen.

Door Martin Rep. Foto boven: De melkzaak van Klaas Onrust, begin jaren vijftig. Aan de overkant van de straat de winkel van Theo de Heer, in aardappelen, groente en fruit. Foto copyright © Collectie familie Onrust.