Vergeleken met de rest van Nederland komen er relatief weinig Zaanse leerlingen op het VWO en de HAVO terecht.

De Zaanse hoogleraar onderwijs-sociologie Herman van de Werfhorst (Universiteit van Amsterdam) bezocht onlangs het Compaen College en schreef naar aanleiding van zijn bezoek en die relatief slechte prestaties een artikel op zijn blog. Waarom, zo vraagt hij zich af, stromen er zo weinig Zaanse kinderen door naar VWO of HAVO?

werfhorst-h-g-van-deVan de Werfhorst geeft vier mogelijke verklaringen op zijn blog: de tekst is met zijn toestemming hieronder overgenomen:

1. Basisschool onder de maat?
Allereerst zou het kunnen zijn dat het basisonderwijs in de Zaanstreek onder de maat is. Vreemd genoeg weten we hier niet veel van, omdat er tot dusver niet met de Citotoets (eindtoets basisonderwijs) wordt gewerkt, maar met de NIO-toets (een IQ-test). We weten wel dat het IQ van de Zaanse basisschoolleerlingen niet afwijkt van het landelijk gemiddelde, maar dat zegt niet zoveel over de leervorderingen die kinderen geschikt maken voor het ene of het andere schooltype. Vanwege de landelijke ontwikkelingen gaat het Zaanse basisonderwijs ook over op een Citotoets. Maar we hoeven niet zo lang te wachten om een vergelijking met andere regio’s te maken. Immers, al sinds geruime tijd werken Zaanse scholen al wel met het leerlingvolgsysteem (LVS). Maar de toegankelijkheid van deze gegevens laat te wensen over. Als men zou willen weten of lagere prestaties in het basisonderwijs een verklaring zijn voor de gebrekkige doorstroom naar het havo-vwo zouden we niet alleen het LVS van Zaanse leerlingen moeten bekijken, maar ook dat van een vergelijkingsgroep. En zie dat maar eens te krijgen.

2. De lokale bevolking?
Een tweede verklaring is dat de beperkte doorstroom naar havo-vwo niets te maken heeft met prestaties in het basisonderwijs, maar met de sociale samenstelling van de lokale bevolking. Volgens enkele aanwezigen is het gemiddeld opleidingsniveau in de Zaanstreek lager dan landelijk, dus ook van de ouders van de huidige basisschoolgeneratie. Er zijn mogelijk relatief veel kinderen uit gezinnen met een migratieachtergrond. En het is bekend dat, zelfs onder kinderen met dezelfde leerprestaties, sociaal en etnisch milieu samenhangt met doorstroom naar het havo-vwo. Dat hoeft niet (alleen) te gaan over achterstandsmilieus; er zijn ook verschillen in doorstroomkansen tussen kinderen van ouders met een mbo- en universiteitsdiploma.

3. Problemen in de advisering?
Een derde mogelijke verklaring is dat er iets mis gaat in de advisering vanuit de basisschool. Als er geen neutrale informatiebron is die men goed kan vergelijken met landelijke cijfers, worden subjectieve indrukken van leraren belangrijker. Als de Zaanse bevolking lager is opgeleid dan landelijk gemiddeld, kunnen subjectieve oordelen van leraren negatief uitpakken voor leerlingen. Leraren zijn net mensen; ze hebben ook vooroordelen, net als ieder ander. Onderzoek toont aan dat de sociale ongelijkheid in onderwijskeuzes groter is op scholen waar geen Citotoets wordt gebruikt in vergelijking met scholen waar de Citotoets wel wordt gebruikt. Toegegeven, dit onderzoek is al wel 10 jaar oud, maar ook recent landenvergelijkend onderzoek toont aan dat een systeem van centrale toetsing de sociale gelijkheid ten goede komt.

4. De lokale economie?
Tot slot zoekt de vierde verklaring het vooral in de lokale economie. De Zaanse economie kent relatief veel industrie, met veel banen waar beroepsspecifieke vaardigheden voor nodig zijn. Ouders, ooms, tantes, kinderen zelf, misschien zelfs de leerkrachten, het is mogelijk dat men in het categoriseringsproces van ‘wie hoort waar?’ deze lokale omstandigheden mee laat wegen. Met een grotere focus op beroepsopleidingen tot gevolg.

Moet Zaanstad wel een hoger opgeleide bevolking krijgen?
De criticus zal natuurlijk zeggen: er is toch niets mis met een goede beroepsopleiding? Dat klopt, en een van de sterke punten van het Nederlandse onderwijsstelsel is juist dat we een goed stelsel van beroepsopleidingen hebben op mbo- en hbo-niveau. Maar de arbeidsmarkt, ook die van beroepsopgeleiden, stelt steeds grotere eisen aan de vaardigheden van mensen. Met de LTS komt men er niet meer. De loodgieter van vandaag heeft meer algemene vaardigheden nodig dan die van gisteren (computers, Engels, sociale vaardigheden). En morgen is hij bovendien misschien wel geen loodgieter meer, en heeft hij daarom breder toepasbare vaardigheden nodig dan voorheen. En er zijn lokaal ook voordelen van een hoog opgeleide bevolking; in hoger opgeleide en meer cosmopolitische steden is men gelukkiger en de economische groei hoger. Een serieus beleid gericht op onderwijs moet dus meer doen dan alleen het onderwijs aanpakken. Ook de lokale economie verdient aandacht. Waarom geen groot ICT-bedrijf naar de Zaanstreek gehaald? En die HBO, moet die toch maar komen?

Tot zover Van de Werfhorst.

BSA Zaanstad
Om meer leerlingen naar VWO en HAVO te krijgen start Zaanstad per 15 maart met de Brede School Academie (BSA), een van oorsprong Utrechts initiatief. In Zaanstad is het een samenwerking tussen Gemeente Zaanstad, Vinci toponderwijs, en de schoolbesturen van Agora, SIOZ en Zaan Primair. De BSA start in maart 2015 met 45 leerlingen van dertien scholen in Zaanstad Zuid. Deze groep wordt later uitgebreid naar 90 leerlingen. De BSA Zaanstad moet ook in andere gebieden van Zaanstad komen.

Op de BSA worden kinderen als het ware ondergedompeld in taal en lezen. Ze werken aan hun woordenschat, hun vaardigheid op gebied van begrijpend lezen en kennis van de wereld op een hoog niveau. Het niveau dat nodig is om goed te kunnen presteren op het HAVO/VWO.

Van de Werfhorst vindt de BSA een goed idee, maar, zo zegt hij, het verhogen van de VWO- en HAVO-instroom is niet alleen een zaak van het niveau van achterstandskinderen verhogen.