In 1964 fietst Egbert Helderman langs de plek waar grondwerk wordt verricht voor de aanleg van het Provily Sportpark in Krommenie. Als amateur archeoloog kan hij het niet laten om wat te wroeten in de humeuze hoop grond die is opgegraven. Hij vindt een aantal schreven van Romeins aardewerk…

Helderman waarschuwt meteen Piet Buijs, zijn maat in de archeologische werkgroep Zaanstreek. Ze verrichten het eerste graafwerk, zonder te beseffen dat ze iets bijzonders hebben ontdekt. De ontdekking dat de Romeinen veel noordelijker hebben gezeten dan altijd was aangenomen.

Zestig jaar later is Piet Buijs een van de bezoekers aan de open dag van gisteren op de plek die een schatkamer voor archeologen bleek te zijn. Hoe is het om hier zestig jaar later rond te lopen? Buijs knikt in de richting van de grote graafmachine in de ruststand. ‘Wij moesten het doen met een schep en een troffel.’ 

Het bijzondere van de vondst, was de locatie. De meest noordelijke militaire post van de Romeinen, zo’n veertig kilometer noordelijk van de grens tussen het Romeinse rijk en het Vrije Germanie waar de Friezen de baas waren.

Lang was er twijfel over wat hier gevestigd was. Een hain, een heilige plaats voor de Friezen, een handelspost waar de Friezen hun vee verkochten aan de Romeinen (er waren veel koeienbotten gevonden) of een militaire post. Een aantal vondsten, waaronder slingerkogels en een onderdeel van een schede uit de militaire uitrustig van de Romeinse soldaten gaven de doorslag.

Vast staat dat hier een wachttoren van drie bij drie meter was gevestigd, omgeven door een vijfhoekige palissade, een omheining van boomstammen. In zijn soort was dit een grote uitvoering waar naar schatting tien tot twintig soldaten waren gelegerd. De afmeting van de toren kon worden vastgesteld aan de hand van de vier hoekpalen die zijn opgegraven.

Alles wat zorgvuldig wordt opgegraven, wordt geregistreerd, in kaart gebracht, beschreven, geconserveerd en opgeslagen in depot. Waar het beschikbaar is voor iedereen die onderzoek doet.

Waarom?

‘Door wat we hebben opgegraven weten we nu veel over deze vestiging, maar op essentiële vragen weten we nog steeds het antwoord niet. Waarom zaten de Romeinen hier, waarom zijn ze vertrokken en waarom hebben de Friezen deze vestiging niet in bezit genomen? zegt Piet Kleij, de gemeentelijke archeoloog.’ Of we dat ooit aan de weet komen, ik durf het niet te zeggen.’

Misschien dat op deze open dag de kiem voor het verlossende antwoord is gelegd. Want een van de begeleiders van archeologenbureau Argos vraagt aan een groep leerlingen wie archeoloog wil worden. Drie vingers gaan aarzelend omhoog. ‘Goeie keuze. Mooi vak,’  zegt hij, ‘lekker buiten in de grond wroeten en altijd iets verrassends vinden.’

Een meisje grijpt haar kans en laat een stukje hout zien.

Hij bekijkt het en geeft het terug. ‘Wat je zelf hebt gevonden, mag je zelf houden.’

Ze is teleurgesteld: ‘Wilt u het niet kopen?’

In voorbereiding is een tentoonstelling van de vondsten die in Krommenie zijn gedaan in het Huis van Hilde in Castricum. Naar verwachting wordt die volgend jaar gehouden.

Door: Jaap de Jong. Bronnen Piet Buijs, Piet Kleij, Annabel Médard en persbericht gemeente Zaanstad