In de zomer van 1925, verdwijnt in alle stilte een complete scheepslading lijnzaadschilfers — 12.500 kilo in 250 zakken — uit de pakhuizen van oliefabrieken Het Hart en De Zwaan aan de Westzijde in Zaandam. De diefstal is groots, brutaal en… een raadsel.

Het verslag hieronder komt rechtstreeks uit de De Zaanlander van 29 juli 1925. Een spannend stukje Zaanse geschiedenis, met kapers, motorboten en mysterieuze magazijndeuren die zich als vanzelf lijken te openen.

Wij plaatsen het bericht van toen 1:1 (met helemaal onderaan een 100-jarig mopje als toegift).


Opzienbarende Diefstal te Zaandam

12.500 kilo lijnzaadschilfers in 250 zakken zijn, waarschijnlijk in den nacht van Zaterdag op Zondag, op geheimzinnige wijze verdwenen. Noch van de partij, noch van de daders een spoor bekend.

Een hoogst brutale en massale diefstal is in de oliefabrieken „Het Hart” en „De Zwaan” van de firma Adr. Honig, aan de Westzijde gelegen, gepleegd. Een geheele scheepslading gevulde zakken lijnzaadschilfers zijn in het holst van den nacht versjouwd met een stoutmoedigheid, die aan het ongelooflijke grenst.

Toen Maandagmorgen om half zeven de fabrieksbaas de panden betrad, viel hem ogenblikkelijk op, ofschoon de deuren gesloten waren, dat er ongewenscht bezoek had plaatsgevonden. Hoe de dieven zijn binnengekomen, is nog niet uitgemaakt. De verschillende magazijnen aan de Zaan, ten zuiden van de Zaanbrug grenzende, n.l. de „Rehoboth”, de „Eurdingen” en „Eben Haëzer”, waren gesloten.

Rechtsachter Rehoboth in 1920, met twee boten van de Alkmaar Packet (gemeentearchief Zaanstad)

In eerstgenoemd magazijn echter waren slot en grendel aan de binnenzijde verbroken. Dit is een aanwijzing, dat de breker(s) óf zich hebben laten insluiten, óf met een „eigen” sleutel de fabriek van de Westzijde hebben bereikt. Alles wijst er trouwens op, dat er bekend volk aan het werk is geweest.

De dieven, eenmaal in het gebouw, hebben een moment afgewacht, waarop hoogstwaarschijnlijk een motorboot voor de wal meerde. Dit ging ongestoord. Voor dezen wal lagen weliswaar de twee motorboten van de firma Lakemond & Co. uit Zaandam, doch waarop zich des nachts geen volk bevond — dat kunnen alleen ingewijden weten. De kleinste boot van deze twee is zelfs een eind verhaald om het kaperschip vlak voor den loswal te laten stevenen. Aangekomen, openden zich de deuren van „Rehoboth” als ’t ware op mysterieuze wijze.

De afstand van de partij zakken, welke alle 250 stuks, keurig lagen opgestapeld, was nu nog ongeveer 10 meter. Toen begon het roof-verschepen. Stuk voor stuk zijn de zakken tot in de boot gebracht. Van bij de hand staande steekwagentjes waren de nachtelijke schilferzoekers schijnbaar afkerig. Zij hebben tenminste op echt conservatieve wijze de balen vertransporteerd. Ongetwijfeld met een haast en een vaart, een nobeler zaak waardig. Als wij aannemen, dat deze operatie door 3 man is geschied, dan zal dit op zeer vlugge wijze toch nog anderhalf uur geduurd moeten hebben. Zooals gemeld, wogen de zakken ieder 50 kilo, zoodat er menig zweetdruppel gevallen moet zijn.

Wanneer zijn de schilferdieven gekomen? 

Ook staat nog niet vast in welken nacht het sensationeele feit gepleegd moet zijn. Weliswaar ontdekte men eerst ’s Maandagsmorgens den diefstal, doch evengoed kan het in den nacht van Zondag op Maandag zijn geschied. Als eenige aanwijzing tegen dezen nacht moet worden aangevoerd, dat de stoker, welke dien nacht om twee uur opkwam, niets bemerkt heeft. In dit groote complex gebouwen behoeft dit echter niet te verbazen.

Waar is het kaperschip?

Dit behoort nog tot de duisterheden, alhoewel van den vroegen Maandagmorgen af de Zaandamsche recherche in actie is. Het is haar tot heden niet mogen gelukken schip en lading te ontdekken. Wel weten wij naar welke richting de recherche thans gaat, doch om het onderzoek niet te bemoeilijken, achten wij het beter alsnog geen plaatsnamen te noemen. De boot — want op een andere wijze kan de buit onmogelijk vervoerd zijn geworden — kan zoowel koers naar Noord als Zuid genomen hebben, nadat men het magazijn van binnen weer gesloten had.

De noordelijke richting zal hoogstwaarschijnlijk gekozen zijn. Naar Zuid moest te Zaandam geschut worden, een nachtelijk avontuur niet zonder bedenkingen; daarbij genomen de kans, op het Noordzeekanaal gekomen, door de rivierpolitie gepraaid te worden. Naar het Noorden was de weg vrijer. De spoorbrug staat des nachts open. De loopbrug kan door een met 12.000 kilo geladen schuit wel onderdoor gekomen worden. Evenzoo de Zaanbruggen te Koog en te Wormerveer. De Mallegat-, Papenpad- en Koog-Zaandijker sluizen schutten des nachts niet.

Waar de kapitein zich met zijn roofschip ook bevindt, het is een vraag, welke met enkele dagen ongetwijfeld is opgelost.

En de buit?

Ook de 250 balen zijn nog zoek. De lading, welke alleen nog voor veevoeder geschikt was, zal toch zeker wel intact gebleven zijn, daar het des nachts bij de boeren gedeeltelijk van de hand doen wel niet tot de mogelijkheden behoort. Ook kan het zijn dat de geheele partij met spoed vermalen werd. Doch ook deze gedachtengang zal wel moeten worden losgelaten, daar dit toch ook geen kinderspel is en niet in een koffiemolen geschieden kan.

Voor ons amateur-speurders zijn er maar twee uitwegen. Of het kaperschip is met man en muis vergaan — doch dan zal het zeegat toch bereikt moeten zijn; óf de geheele zending is van hand tot hand gegaan, op z.g. parlevinkersmanier. Dit laatste is het meest aannemelijk, om zoo weinig mogelijk menschen in het geval te betrekken. Van „verstoppen” blijkt geen sprake, terwijl bovendien alle zakken aan de binnenzijde nog van fabrieksmerken zijn voorzien, een omstandigheid, welke bij andere zakken bijna niet meer voorkomt.

De geheele vracht vertegenwoordigt een waarde van circa ƒ1500.—


(Of de zaak inmiddels is opgelost, melden we later).

Mopje

Uit de Nieuwe Haarlemsche courant van 31 juli 1925.

Door: De Zaanlander van 29 juli 1925 (Delpher), met een beetje Merel Kan. De foto boven komt uit ons onvolprezen gemeentearchief.