‘Chauffeur, uw dakluiken staan open! 

Klopt mevrouw, dat komt omdat uw mondkapje al een hele tijd onder u kin hangt in plaats van voor uw mond… dus maar ventileren hè🤣’ 

We zagen het bericht voorbijkomen op Facebook bij een aantal Zaanse buschauffeurs. Geinig natuurlijk om met dit gure weer de luiken open te zetten, maar uit de reacties bleek dat hier een serieus probleem onder schuilgaat. 

We vroegen aan drie chauffeurs hoe het gaat. Zij willen niet met hun naam in De Orkaan omdat werkgever Connexxion er niet blij mee is als de medewerkers zelf hun mond gebruiken (behalve dan als ze van communicatie zijn).

We zullen onze drie buschauffeurs verzonnen namen geven. Fred (naar Fred Teven, de staatssecretaris die buschauffeur werd), Lizette (naar de beroemde tiktokkende buschauffeuse) en Aad (die het nieuws haalde als bekende chauffeur in Oegstgeest). 

Aad vertelt ons dat hij het ‘grapje’ van de open dakluiken ook voorbij zag komen via Facebook. Maar voor hem is het een zaak die schuurt: 

‘Elke dag, een keer of 30 stappen mensen de bus in met hun mondkapje op halfelf. Of soms zelfs geheel zonder kapje. Het is aan ons om er iets van te zeggen of niet. Het gaat mij niet alleen om mijn eigen veiligheid, ik zit achter m’n spatscherm, maar de passagiers moeten zich in mijn bus ook veilig voelen.’ 

Lizette is niet overtuigd van de werking van het kuchscherm waar ze achter zit: 

‘Het zou lachwekkend zijn als het nergens om gaat, maar mensen die mij iets willen vragen doen soms hun kapje af en buigen zich om het scherm heen. Meestal niet uit kwade wil, het lijkt juist een soort van beleefdheid, maar ik kan geen kant op.’

Daarbij zijn er ook steeds meer mensen die hun kaartje afrekenen met hun iPhone die ontsloten wordt door gezichtsherkenning. Een gezicht met mondkapje wordt niet herkend. 

Lizette maakt scheutig gebruik van het opgenomen bericht dat ze door de bus kan laten klinken en in het Nederlands en Engels zegt: ‘Draag uw mondkapje naar behoren…’ Maar als het niet helpt dan pakt ze de microfoon: 

‘Soms is het nodig om iemand persoonlijk aan te spreken. Dan voel je je wel een politieagent, maar boa’s of agenten rijden weinig tot niet mee, dus je moet wel.’ 

Fred gooit zijn dakluik regelmatig open. En bij elke halte de voordeur en de achterdeur voor de ventilatie: 

‘Misschien rij ik daardoor af en toe achter de tijd aan, maar je hoort mensen kuchen, niezen en proesten. Dat kan best een gewone griep zijn. Maar ik zit in een rijdende bacillenbom, en de passagiers zitten er vaak maar een kwartier in. Ik zit de hele rit uit.’ 

Voor alle drie geldt dat ze het werk er niet op vooruit hebben zien gaan. Het aanspreken van mensen op coronaregels zat nooit in hun takenpakket en de tenen lijken steeds langer te worden. 

Fred legt zich er niet bij neer: 

‘Nederlanders zijn luxepaarden geworden. We zijn zoveel vrijheid gewend dat we ons niets meer laten vertellen. Toch ben ik nog altijd de baas in mijn eigen bus. Als je je niet aan de regels houdt, dan gooi ik de deur voor je open. Of het dakluik.’