‘Molens in het Westzijderveld’: eindelijk is uitgezocht waar Monet zich bevond toen hij het landschap schilderde, en ook welke molens hij vastlegde. Het kippenbruggetje met de karakteristieke poort was de sleutel tot de oplossing van het raadsel. Collectie Van Gogh Museum, Amsterdam.


Claude Monet is hot. Hotter dan ooit. Werken van de Franse grondlegger van het impressionisme hangen in musea over de hele wereld, exposities van zijn werken trekken vele duizenden bezoekers. Ook Zaandam omarmt zijn op een na beroemdste bezoeker inniger dan ooit. Het Zaans Museum schafte zich een Monet aan, er verrees een MonetAtelier, waar je door de ogen van Monet kunt kijken, en vorig jaar, 150 jaar na Monets verblijf in Zaandam, werden tal van activiteiten georganiseerd rond het thema ‘Door de ogen van Monet’.

Nu is er, dankzij kunsthistoricus Henk Heijnen en journalist Ron Couwenhoven, eindelijk het boek dat zo goed als alle raadsels omtrent het verblijf van Monet in Zaandam oplost.

Ruim vier maanden lang, van 2 juni tot 9 oktober 1871, verbleef de Franse schilder Claude Monet met zijn vrouw Camille Doncieux en hun vierjarig zoontje Jean in Zaandam. 130 dagen, ruim achttien weken, waarin hij liefst 25 schilderijen maakte. Hij zat op steigers of op buitendijks land, liep het Oostzijderveld in, liet zich in een bootje de Oude Vaart in het Westzijderveld op roeien en wandelde het Weerpad af. Hij schilderde bruggetjes, huizen, kerktorens en molens. Vooral molens. Aan zijn vriend Pissarro, een andere impressionist, schreef hij: “Er is hier genoeg te schilderen voor een heel leven.”

Claude Monet in 1875, geschilderd door Pierre Auguste Renoir. Te zien in het Orsay Museum in Parijs.

Over Monets verblijf in Zaandam, maar vooral over de plekken die hij er schilderde, hebben Henk Heijnen, kunsthistoricus/ conservator bij vereniging De Zaansche Molen en het Zaans Museum, en journalist/molenkenner Ron Couwenhoven het boek Claude Monet in Zaandam geschreven, dat vanmiddag in het Zaans Museum is gepresenteerd. Behalve een overzicht van de Zaanse werken van Monet is het boek vooral een verslag van de zoektocht naar de plaatsen wáár Claude Monet stond of zat toen hij aan het schilderen was, en naar wàt hij precies vastlegde.  Want dat wil je als Zaankanter —in menig Zaanse huiskamer hangt een reproductie van Het Monethuis aan de Oostzijde of van Het Blauwe huis — natuurlijk heel graag weten, ook al ging het bij de latere Monet in de eerste plaats om de indruk die hij wilde vastleggen, veel meer dan wat hij precies schilderde.

Monet was de grondlegger van het impressionisme. Een jaar na zijn verblijf in Zaandam schilderde hij, inmiddels terug in Frankrijk, Impressie, Opgaande zon, dat zijn naam zou geven aan het impressionisme. Hij werd er aanvankelijk om uitgelachen, maar kreeg later toch succes. Nu, bijna honderd jaar na zijn dood in 1926, is hij populairder dan ooit. Jaarlijks bezoeken honderdduizenden liefhebbers uit de hele wereld zijn gerestaureerde woning in Giverny met de tuinen, de vijver met de waterlelies en de Japanse brug, onderwerpen die hij onophoudelijk schilderde. Zijn werk hangt in musea over de hele wereld, een paar jaar geleden nog was de expositie in het Kunstmuseum Den Haag over de Tuinen der verbeelding, waarop veel van zijn waterlelies te zien waren, een groot succes.

Claude Monet in Zaandam leest als een detective. Couwenhoven en Heijnen leggen nauwgezet het speurwerk uit dat tot hun conclusies heeft geleid. De pret begint al in hoofdstuk 2, dat over twee schilderijen gaat die in het Westzijderveld zijn gemaakt. Niemand wist welke molens en welk bruggetje erop staan, maar dankzij het boek weten we nu precies welke molens Monet vastlegde op Molens in het Westzijderveld. Bent u er klaar voor? Het zijn de paltrokken De Wildeboer, De Dekker, Abrahams Offerande en vermoedelijk Het Lusthof; dan de bovenkruier wagenschotzager De Veldlust, de bovenkruier balkenzager Het Jonge Vool of Peet Ant met daarachter de paltrokken De Vergulde Ster en De Oranjeboom; ook zien we nog de roeden van de paltrokken De Valk en De Ooievaar. 

Monet zat op de Oude Vaart in een roeischuit achter de Botenmakerstraat

Daar is geen woord Spaans bij. En dankzij Fulco Rol, molenaar van De Bonte Hen en collectiebeheerder van De Zaansche Molen, weten we ook wáár Monet zich bevond toen hij zijn doek met de molens in de rode zomerzeilen maakte: hij zat op de Oude Vaart in een roeischuit achter het Botenmakerspad, nu de Botenmakerstraat, en keek naar het noorden. Het ‘kippenbruggetje’ met de karakteristieke poort kon Rol lokaliseren dankzij een foto die hij vond in het archief van De Zaansche Molen. Op basis van een kadasterkaart uit 1832 laten de auteurs de zichtlijnen zien die Claude Monet vanuit zijn bootje had; inclusief de molens die hij vanaf die plek zag.

De rest van het hoofdstuk wordt benut met allerlei informatie over de vastgelegde, en helaas zonder uitzondering verdwenen, molens. 

‘Het Weerpad’: hier manipuleerde Monet de werkelijkheid om een mooier landschap te kunnen maken.. Collectie Walters Art Museum, Baltimore, Verenigde Staten

Een ander schilderij met een mysterie is, of nu eigenlijk: was, ‘Het Weerpad’, waarop we een vrouw in klederdracht zien die een bruggetje oversteekt. Op de achtergrond zijn de kerktoren van Oostzaan zichtbaar, plus een aantal molens: naast de toren Het Wapen van Oostzaan, en in de verte drie watermolens (De Dromer, De Slaper en De Waker), en helemaal links waarschijnlijk De Heining. Maar het meest gedetailleerd zijn twee molens die hier helemaal niet stonden. Een daarvan lijkt sterk op De Jonge Beer. 

Er stonden op de plaats waar Monet wilde schilderen, waarschijnlijk niet genoeg molens naar zijn zin. Om toch de illusie van een weids molenlandschap te creëren, had hij wat extra molens nodig. Daarvoor hoefde hij zich vanaf zijn standplaats maar een kwartslag om te draaien. Daar, achter zich, zag hij De Jonge Beer, die hij vervolgens een prominente plaats in zijn landschap gaf. Over al die molens krijgen we van Ron Couwenhoven alles te lezen wat we maar willen. De andere molen die Monet in het landschap zette, hebben de auteurs niet kunnen traceren.  

Zo gaat het door, hoofdstuk na hoofdstuk, 288 pagina’s lang. Over de molens aan het Westerkattegat, aan de Noordervaldeursloot, de molens aan de Achterzaan, over het Blauwe Huis, noem maar op. De auteurs gaan in op de relatie van Monet met de rijke familie Van de Stadt, waarvan dochter Guurtje werd geportretteerd in rouwkleding. 

Ze citeren ook het verhaal van de Franse journalist Octave Mirbeau, een vriend van Monet, dat de schilder in een Zaans kruidenierswinkeltje een stapel Japanse prenten kreeg, die als pakpapier dienden. Hij vond ze zo mooi dat daardoor zijn belangstelling voor de Japanse kunst zou zijn ontstaan. Couwenhoven en Heijnen zetten vraagtekens bij het waarheidsgehalte van het verhaal, maar hebben het wel opgenomen ‘omdat het de oosterse bril benadrukt waarmee Monet en zijn collega’s de Zaanstreek bezagen’;  Mirbeau noemde Zaandam niet voor niets ‘het meest Japans van alle Hollandse steden’. 

Claude Monet in Zaandam schuwt af en toe de ronkende taal niet. Zo stellen de auteurs in de inleiding dat hij in Zaandam schilderijen maakte die de de opmaat tot een nieuwe wereldomvattende schilderstijl zou worden: ‘In deze wereld van windmolens werd het impressionisme geboren.’ 

Maar dat neemt niet weg dat dit een boek is dat stáát in de Zaanse cultuurhistorie. Wat Ron Couwenhoven niet weet over de Zaanse periode van Monet is de moeite van het weten niet waard, en kunstcriticus Henk Heijnen geeft met zijn beschouwingen reliëf aan wat Monet ons voortovert. Dat tikje Zaans chauvinisme maakt het alleen maar leuker om te lezen voor de Zaankanter, en voor iedereen die van Monet houdt.

Claude Monet in Zaandam, door Henk Heijnen en Ron Couwenhoven. Uitg. Stichting Kunst zonder rugwind, 288 pagina’s, €29,95. 

Ron Couwenhoven weet alles van Monet maar kan er zelf niet een betalen

Ron Couwenhoven (midden) als een van de sprekers bij de overdracht van de paltrokmolen De Held Jozua aan de projectontwikkelaars Impact Vastgoed en Stebru uit Rotterdam.

Journalist Ron Couwenhoven, telg uit een molenaarsgeslacht, had meer met wielrennen dan met molens. Een interview: hoe hij via De Telegraaf en de Tour de France toch bij de Zaanse molens terecht kwam — en uiteindelijk bij Claude Monet.

Ron Couwenhoven interviewt Hennie Kuiper in de Tour de France.

Toen in 1924 de opa van Ron Couwenhoven failliet ging, kwam een abrupt einde aan een traditie. Zeven generaties lang had de familie Couwenhoven molens in de Zaanstreek in bezit en onderhoud gehad. 

Eind zeventiende eeuw kwam de eerste Couwenhoven naar de Zaanstreek. In 1712 werd Willem Couwenhoven eigenaar van molen De Valk, die in de Beemster stond maar die hij naar Zaandijk verplaatste. Vanaf dat moment zaten de Couwenhovens in de molens — generaties lang, tot Pieter Couwenhoven Janszoon honderd jaar geleden het hoofd moest buigen, toen stoom en diesel het definitief hadden gewonnen van de wind die de molens gratis van energie voorzag.

De eerste keer dat kleinzoon Ron met een molen te maken kreeg, was toen hij in 1968 samen met mij een aantal reportages schreef over de nachtelijke verplaatsing van molen De Zoeker van het Guisveld naar de Zaanse Schans. We waren beiden 22 jaar en werkten beiden bij De Zaanlander, een van de voorgangers van Dagblad Zaanstreek.

Toch had Ron niet veel met molens, en na de reportages over De Zoeker hield zijn bemoeienis er al snel mee op. Hij maakte naam als wielerverslaggever bij De Telegraaf. Hij had succes. “Ik zat altijd in de koers, terwijl de andere verslaggevers aan de finish stonden en aan de renners en de ploegleiders vroegen wat er onderweg gebeurd was. Ik reed mee in m’n eigen auto en had het onderweg allemaal zelf gezien. Tussen 1970 en ’86 heb ik veertien keer de Tour de France meegemaakt.” Dat het bloed nog altijd kruipt waar het niet gaan kan, blijkt uit de verslagen in de vorm van uitgebreide brieven, die hij na belangrijke wedstrijden plaatst op Facebook.

Na zijn tijd als sportverslaggever werkte hij voor de kleurenbijlage van zijn krant en onderscheidde hij zich later als onderzoeksjournalist. Inmiddels was hij toch in contact gekomen met de Zaanse molens, via het Molenmuseum, toen nog in Koog aan de Zaan gevestigd. Ron ging schrijven voor De Windbrief, het magazine van de vereniging De Zaansche Molen en ging zich steeds meer verdiepen in de geschiedenis van de molens. Hij deed het standaardwerk Duizend Zaanse Molens van historicus Pieter Boorsma dunnetjes over met zijn boek 1100 Zaanse Molens, waarvoor hij zeventig nieuwe, voorheen onbekende molens ontdekte.  Jaarlijks verschijnt een nieuwe aflevering in zijn boekenreeks Zaanse verhalen, die door een vaste schare liefhebbers wordt afgenomen.

Meer dan een halve eeuw na de ‘Nacht van de Zoeker’ zitten we tegenover elkaar aan de cappuccino in een koffiezaakje aan de Gedempte Gracht in Zaandam. Ik wil mijn oude collega, inmiddels 75, uithoren over zijn nieuwste boek, dat hij samen met kunsthistoricus Henk Heijnen schreef over het verblijf van de Franse schilder Claude Monet in Zaandam. Ron had al in 2014 een ISBN-nummer aangevraagd voor het boek De molens van Monet dat hij wilde schrijven. Acht jaar later ligt het er dan eindelijk, veel dikker en uitgebreider dan ooit het plan was. De molens van Monet werd Claude Monet in Zaandam, en voor dat boek werd zo’n beetje elke voetstap gereconstrueerd die de grondlegger van de impressionistische kunststroming in 1871 zette in Zaandam. Ron weet inmiddels niet alleen welke molens Monet schilderde, maar ook welke woningen en welke mensen, wat zij gedaan hebben en wat hun relatie met Monet was. 

Het onderzoek wordt verdiept als Couwenhoven gaat samenwerken met Henk Heijnen

Aan de publicatie van Claude Monet in Zaandam gingen drie jaar van intensief onderzoek vooraf. De aanpak werd aanzienlijk verdiept toen hij in contact kwam met Henk Heijnen, die de werken van Monet als kunstkenner van achtergronden voorziet, terwijl Couwenhoven het meeste spitwerk deed. Hij is trots op wat er allemaal boven water is gekomen. Zo beschrijft hij in het boek hoe Fulco Rol, molenaar van De Bonte Hen en archivaris van de Zaanse Molen, de locaties achterhaalde waar Monet zijn twee Westzijderveld-schilderijen maakte, en welke molens daarop staan. Henk Heijnen en Ron Couwenhoven ontdekten dat Guurtje van de Stadt, dochter van de steenrijke houthandelaar Jan van de Stadt, op een tweede schilderij van Monet staat, Luchthuis aan de Zaan, samen met een aantal vriendinnen. Hij achterhaalde het Liederbord, waaruit tijdens haar bruiloft werd gezongen. Ze kwamen erachter waar en wanneer Monet een loopje nam met de werkelijkheid als hem dat om kunstzinnige redenen beter uitkwam: zo zette hij twee extra molens aan het Weerpad in het Oostzanerveld neer en plaatste hij de twee prachtige huizen Oostzijde 221 en 219 voor het effect dichter bij elkaar aan de Zaan. 

Monet vond het heerlijk om de molens en de landschappen, maar vooral het water in Zaandam te schilderen. Hij was nog volslagen onbekend; pas een jaar later zou hij het baanbrekende Impression, Soleil Levant schilderen, maar erkenning en wereldfaam zouden nog minstens tien jaar op zich laten wachten. 

Wat zou Monet nu schilderen, als hij vanuit 1871 werd gekatapulteerd naar het Zaandam van 2022? “De Zaanse Schans”, veronderstelt Ron.  Maar de schilder keerde nooit terug naar Zaandam; wel stuurde hij in 1904 zijn vriend Armand Guillaumin erheen, van wie Couwenhoven en passant ook vele onbekende Zaanse doeken ontdekte.

“Monet had een hotel vlak bij de sluis in Zaandam”, vertelt hij. “Maar Guillaumin nam zijn intrek in De Waakzaamheid, in Koog. Want dertig jaar na het vertrek van Monet was er al zoveel verdwenen dat dat inmiddels de enige plek was vanwaar hij nog molenpanorama’s kon schilderen.” 

Eén ding is jammer. Ron Couwenhoven, die in een paar jaar uitgroeide tot de kenner bij uitstek van de Zaanse Monets, bezit zelf geen schilderij van hem. “Toch een beetje te duur”, zegt hij. 

Couwenhoven (links) met fotografen en journalisten op een dekschuit in de Zaan tijdens de ‘Nacht van de Zoeker’, augustus 1968. Foto Martin Rep