De laatste speler die nog in leven was van het Gouden Binnentrio is overleden. Herinneringen aan Kees Rijvers, maar toch vooral aan Piet Kruiver.

Toen ik deze week hoorde dat Kees Rijvers was overleden, moest ik meteen denken aan Piet Kruiver uit Koog aan de Zaan.

Niet dat ze zo veel met elkaar te maken hadden. Rijvers was al een gearriveerde ster toen Pietje Kruiver in november 1957 voor het eerst, als negentienjarig jochie, aftrapte als midvoor van het Nederlands Elftal in de Rotterdamse Kuip voor de interland tegen België. Maar Piet stond daar wel op de plek die eigenlijk van Rijvers was. Links van Piet Kruiver stond namelijk Abe Lenstra, rechts Faas Wilkes. Samen met Rijvers vormden die het legendarische Gouden Binnentrio, dat complete stadions in vervoering kon brengen met hun aanvallende acties.

Maar Kees Rijvers had die dag geen zin. De Feijenoorder, net terug van een verblijf van zeven jaar in Frankrijk, waar hij successen had gevierd met Saint-Etienne, was geïrriteerd door de kritiek die op hem was neergedaald na de interland, twee maanden eerder, tegen Oostenrijk, die in een teleurstellend 1-1 gelijkspel eindigde. Nederland was daardoor uitgeschakeld voor deelname aan het wereldkampioenschap 1958 in Zweden. 

De smeekbeden van bondscoach Elek Schwartz aan Rijvers’ adres hadden geen effect gehad en daarom stelde Schwartz op zijn plaats blonde Zaanse Piet op als aanvalsleider. ‘Oom Elek’ zag wel wat in Piet. “Je hebt een zware taak, maar je bent negentien jaar en je kunt hem aan.” Piet stelde hem niet teleur: hij scoorde het tweede van de vijf Nederlandse doelpunten in de wedstrijd, die in een klinkende overwinning eindigde (5-2). De kranten jubelden de volgende dag in alle toonaarden over Kruiver, die net een paar weken eerder door de Koogse eerstedivisieclub KFC was verkocht aan eredivisieclub PSV.

Kees Rijvers als trainer bij FC Twente, 1972. Foto Anefo

Rijvers was al twaalf jaar oud toen Kruiver in 1938 ter wereld kwam, in de Krokusstraat in Koog aan de Zaan. Kruiver speelde vanaf zijn zestiende jaar in het eerste elftal van de locale voetbalclub KFC, en werd in 1957 verkocht aan PSV. Tegelijk met Kees Rijvers maakte hij zijn entree in de eredivisie.

Met Rijvers overleed het laatst levende lid van het ‘Gouden Binnentrio’. Kees Rijvers, voetbal-legende bij NAC, bij het Franse Saint-Etienne, het Nederlands Elftal en Feijenoord, werd liefst zevenennegentig jaar oud. Hij was ook de laatste nog levende speler van het legendarische Watersnoodelftal uit 1953. Dat gelegenheidsteam bestond uit Nederlandse profspelers die naar het buitenland waren uitgeweken omdat voetbalbond KNVB hardnekkig vasthield aan amateurisme, en spelers die zich lieten betalen op een zwarte lijst zette. Het Watersnoodelftal won zeer verrassend in Parijs van Frankrijk, in een wedstrijd om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de Watersnoodramp. Toen zag eindelijk de KNVB in hoe stom ze al jaren bezig was geweest. Korte tijd later werd het betaald voetbal in de polder geïntroduceerd. 

Het ‘Watersnoodelftal’, dat Frankrijk met 2-1 versloeg. Staand vlnr: Vreeken, Schaap, Van der Hart, De Munck, De Kubber, De Vroet. Gehurkt: Appel, Rijvers, Van Geen, Timmermans, De Harder. Foto Henk Blansjaar.

Kruiver had een paar jaar later, in 1960, een nieuwe meevaller toen een ander lid van het Gouden Binnentrio het liet afweten. Oranje maakte een trip naar ‘de West’. Faas Wilkes had geen zin in de lange en vermoeiende reis en liet Elek Schwarz weten dat ze voor hem maar een ander moesten zoeken. Schwarz hoefde niet lang na te denken en belde naar het kosthuis in Eindhoven waar Piet – hij zou pas later dat jaar trouwen – woonde. Kees Rijvers reisde wel mee, voor zijn laatste serie wedstrijden in het Nederlands Elftal 

Wilkes zal geen spijt hebben gehad dat hij thuis bleef. Niet alleen was de trip in sportief opzicht geen succes, maar ook maakten de spelers een verschrikkelijke vliegreis mee. Hun vliegtuigje kwam in een storm terug en maakte geregeld smakken van honderden meters naar beneden. Kruiver hield er een levenslange vliegangst aan over, net als Ajacied Sjaak Swart, voor wie de reis naar de West zijn debuut in Oranje betekende. Swart vertelde mij vorig jaar, toen ik met hem herinneringen ophaalde aan zijn tijd met Piet Kruiver: “Elek Schwartz stond voor in het vliegtuig en zei: Jungens, das ist unsere letzte Reise.” 

Het was de bedoeling van de KNVB om te kijken hoe het Nederlands Elftal zich zou weren tegen onbekende teams. Dat voel niet mee. 

Oranje speelde drie wedstrijden. Eerst tegen Mexico, op een soort distelveld vol kuilen, waar wel liefst achtenzestigduizend toeschouwers op afkwamen. In de zinderende hitte verloor Nederland kansloos met 3-1. De volgende wedstrijd, tegen de Nederlandse Antillen, eindigde in een onbevredigend 0-0 gelijkspel. Pas in de laatste wedstrijd boekte Oranje een overwinning. Nadat Sjaak Swart de score had geopend, maakte Suriname gelijk, waarna Piet Kruiver drie keer scoorde.

De drie wedstrijden in ‘de West’ waren de enige die Kees Rijvers en Piet Kruivers samen voor Oranje speelden. De trip was Kees Rijvers trouwens heel slecht bevallen. Zowel tegen de Antillen als tegen Suriname werd hij gewisseld. “Het is voor het eerst dat ik als linksbuiten in het Nederlands Elftal heb gespeeld”, bromde hij bij thuiskomst. “Dat is me niet goed bevallen.”

Rijvers zou nooit meer worden opgesteld in Oranje. Hij keerde terug naar Frankrijk, waar hij nog twee jaar bij Saint-Etienne speelde. Maar hij werd nadien succesvol trainer, onder meer van PSV en FC Twente, en bondscoach van het Nederlands Elftal. Voor Piet Kruiver was dat niet weggelegd. Kruiver werd op zijn dertigste afgekeurd voor voetballen, keerde de sport verbitterd de rug toe en overleed al op eenenvijftigjarige leeftijd.  

Foto boven: Nederland – België 5-2, november 1957. Piet Kruiver scoort het tweede Nederlandse doelpunt in zijn debuutwedstrijd.

Dit voorjaar verschijnt Martin Reps biografie over Piet Kruiver, bij Uitgeverij Oevers Zaandam.